Spektrum DX6 NL
Transcrição
Spektrum DX6 NL
SPEKTRUM DX6 gebruikershandleiding Aanwijzing Alle aanwijzingen, garanties en verdere bijbehorende documenten kunnen naar eigen goeddunken op ieder moment door Horizon Hobby LLC gewijzigd worden. De actuele productliteratuur vindt u op www.horizonhobby.com onder het tabblad “support” voor het desbetreffende product. Speciale betekenissen De volgende begrippen worden in alle productliteratuur gebruikt om u te attenderen op de verschillende risico’s bij het gebruik van dit product: AANWIJZING: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er mogelijk schade EN gering of geen risico op verwondingen ontstaan. LET OP: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er waarschijnlijk schade EN het gevaar van zware verwondingen ontstaan. WAARSCHUWING: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er waarschijnlijk schade, gevolgschade en zware verwondingen OF met hoge waarschijnlijkheid oppervlakkige verwondingen ontstaan. WAARSCHUWING: Lees zorgvuldig de HELE handleiding door om u, voordat u het product gebruikt, vertrouwd te maken met de functies van het product. Wanneer het product niet correct wordt gebruikt kan dit tot schade aan het product of persoonlijke eigendommen leiden of zware verwondingen veroorzaken. Dit is een hoogontwikkeld hobbyproduct. Het moet met voorzichtigheid en gezond verstand worden gebruikt en vereist bepaalde mechanische basisvaardigheden. Wanneer dit product niet op een veilige en verantwoorde manier wordt gebruikt kan dit leiden tot verwondingen of schades aan het product of aan andere zaken. Dit product is niet geschikt voor kinderen zonder direct toezicht van een volwassene. Probeer niet zonder toestemming van Horizon Hobby LLC om het product uit elkaar te halen, het met ongeschikte componenten te gebruiken of op een andere manier te modificeren. Deze handleiding bevat aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Het is absoluut noodzakelijk om vóór de opbouw, aansluiting of het gebruik alle aanwijzingen en waarschuwingen in het handboek te lezen en op te volgen, zodat het op de daarvoor bedoelde wijze kan worden gebruikt en er geen schade of zware verwondingen kunnen ontstaan. WAARSCHUWING MET BETREKKING TOT VERVALSTE PRODUCTEN Koop uw Spektrum producten altijd bij een erkende handelaar om er zeker van te zijn, dat u een authentiek en origineel kwaliteitsproduct van Spektrum heeft gekocht. Horizon Hobby wijst elke support, service of garantie op vervalste producten, die claimen compatibel te zijn met Spektrum of DSM, af. Niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar. Dit is geen speelgoed. GARANTIE-REGISTRATIE Registreer a.u.b. uw product onder www.spektrumrc.com/registration AANWIJZING: Hoewel DSMX het gebruik van meer dan 40 zenders tegelijkertijd mogelijk maakt dienen er bij het gebruik van DSM2 ontvangers, DSMX ontvangers in de DSM2 modus of zenders in de DSM2 modus niet meer dan 40 zenders tegelijkertijd gebruikt te worden. ALGEMENE AANWIJZINGEN • • • • • • • Het gebruik van radiobestuurde modellen biedt u afwissellende uitdagingen en de mogelijkheid om uw vaardigheid als piloot te verbeteren. Bij ondeskundig gebruik of gebrekkig onderhoud kunnen modellen een gevaar vormen. Stuur een model altijd zó, dat u het altijd onder controle heeft. Zoek de hulp van een ervaren piloot. Zoek contact met regionale clubs of organisaties, die u informatie kunnen geven over modelvliegvelden. Schakel eerst de zender en daarna pas de ontvanger in, wanneer u het model wilt gebruiken. Bind het model opnieuw aan de ontvanger wanneer u alle instellingen heeft beëindigd, zodat de Failsafeinstellingen worden overgenomen. VEILIGHEID VOOR DE PILOOT • • Let er op dat de accu’s voor uw zender en ontvanger altijd voldoende opgeladen zijn. Activeer vóór de vlucht de stopwatch, zodat u de resterende vliegtijd in de gaten kunt houden. 47 • • • • • Controleer of alle roeren in de juiste richting werken. Vlieg niet met uw model in de buurt van toeschouwers, geparkeerde voertuigen of andere objecten, die door het gebruik beschadigd of verwond kunnen raken. Vlieg niet met het model tijdens ongeschikte weerssituaties. Slecht zicht kan leiden tot desoriëntatie en verlies van controle veroorzaken. Wind kan leiden tot verlies van controle. Vocht en ijs kunnen het model beschadigen. Wijs niet direct met de antenne naar het model. De afstraling aan de punt van de antenne is geringer dan het signaal, dat van de zijkant van de antenne afkomstig is. Wanneer u tijdens het vliegen een ongewoon vlieggedrag vaststelt, moet u direct landen en het probleem eerst oplossen. DX6 KENMERKEN • • • • • • • Direct wisselen met de roltoets naar het telemetrie-menu Snelle wissel tussen de functielijst en systeeminstellingen zonder de zender uit te schakelen Gesproken berichten voor telemetrie, waarschuwingen en andere informatie Instelbaar soundmenu met specifieke DX6 sounds Toewijzing van 5 vliegtoestanden aan een combinatie van maximaal 2 schakelaars 250 modelgeheugens Wireless Trainer (draadloze trainerfunctie) VOORDAT U DE ZENDER GEBRUIKT Bezoek vóór het gebruik van de zender de community.spektrumrc.com website om uw zender te registreren en de meest actuele Airware update te laden. Tot aan de registratie van uw zender verschijnt er in het menu een herinnering. Na de registratie wordt deze niet meer weergegeven. INHOUD VAN DE SET • DX6 zender • AR610 ontvanger (niet in de set bij “alleen zender versies”) • 4 alkaline batterijen met houder • gebruikershandleiding 48 INHOUDSOPGAVE Inleggen van de optionele Lithium zenderaccu ZENDER FUNCTIES Hoofdmenu Navigatie SD kaart Inleggen van de SD kaart Exporteren van het zenderserienummer naar de SD kaart Actualiseren van de Firmware BINDEN Eisen aan de ontvangerstroomvoorziening Programmeren van de Failsafeposities SmartSafe Failsafe Hold Last Command Preset Failsafe Leidraad bij de programmering van modeltypen SYSTEEMINSTELLING Directe modeltoegang Systeeminstelling Setup voor zweefvliegtuigmodellen Trimming toewijzing Trimtypes Nieuw model aanmaken Model wissen Model kopiëren Model terugzetten Modellijst sorteren Systeeminstelling Telemetrie-instellingen Eenheid Auto-configuratie van de telemetrie Alarmen Telemetrie alarmen Start Geactiveerd Controle vóór de vlucht Pulsrate Modulatie Leraar / leerling Bekabelde leraar leerling functie Draadloze leraar leerling functie Piloot naam Contrast Achtergrondverlichting Mode Accu alarm Keuze van de taal Geen activiteit alarm Apparaatgeluiden Trimaanduiding Export van het serienummer op de SD kaart Kalibreren van de zender Vinden van de AirWare software versie Alle modellen laden Model veiligstellen Systeeminstelling Actualiseren van de Spektrum DX6 sound bestanden Actualiseren van de Firmware FUNCTIELIJST Servoweg Sub-trim Draairichting D/R & Exponential Differentiatie (alleen vliegtuig en zweefvliegtuig) Gas uit Gascurve Mixers toewijzen van een mixer aan een schakelaar Back mixer Reikwijdtetest Klok Telemetrie Gesproken bericht gebruikersgedefinieerde gebeurtenis Systeeminstelling Servomonitor ACRO (vliegtuig) 49 Rolroer Hoogteroer Landingskleppen Tuimelschijftype Gas / pitch richting Pitch curve HELI (helikopter) Tuimelschijf Gyro Hekmixer Mixers ZWEEFVL. (zweefvliegtuig) Vleugelselectie Welfkleppen Kleppensysteem Motor Zweefvliegmixers MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN Modewissel Programmeren van de modewissel Wissel van de gasratel MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN Instellen van de hoogteroer-centreerschroef Ombouw van de gasbegrenzer Montage van de zender Instelling van de stuurknuppel veerkracht MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN Instellen van de stuurknuppel veerkracht Instellen van de gasratel Instellen van de stuurknuppellengte Hulp bij het oplossen van problemen Garantie en service informatie Garantie en service contactinformatie Juridische informatie voor de Europese Unie ZENDERACCU Waarschuwingen en veiligheidsaanwijzingen bij het laden van accu’s Onvoldoende aandacht bij het gebruik van het product in combinatie met de volgende waarschuwingen zouden kunnen leiden tot foutief functioneren, elektrische problemen, grote hitteontwikkeling, BRAND, verwondingen en/of schade. • Lees vóór gebruik zorgvuldig de hele productliteratuur en veiligheidsaanwijzingen bij het product door. • Laat de accu’s nooit door een minderjarige opladen. • Laat de accu’s of de adapter nooit vallen. • Probeer nooit om beschadigde accu’s te laden. • Laad nooit een accupack dat uit verschillende types cellen bestaat. • Laad nooit een accu waarvan de kabel beschadigd of ingekort werd. • Laat de accu’s of accupacks nooit in contact komen met vochtigheid. • Laad de accu’s nooit bij extreme koude, hitte (aanbevolen temperatuur 10 - 27°) of in direct zonlicht. • Maak de accu na het laden los van het laadapparaat en laat het apparaat vóór een nieuw gebruik afkoelen. • Inspecteer een nieuwe accu vóór het laden. • Beëindig bij een foutief functioneren direct alle processen en neem contact op met Horizon Hobby. • Houd de accu’s en het laadapparaat verwijderd van materialen die door hitte beïnvloed of warm kunnen worden (bv. keramiek en tegels) • Beëindig direct het laadproces wanneer het laadapparaat of de accu te heet wordt om aan te pakken. INLEGGEN VAN DE OPTIONELE LITHIUM ZENDERACCU 1. Open het accudeksel aan de achterkant van de zender. 2. Haal de AA-batterijhouder uit de zender en maak de aansluiting los. 3. Verwijder het rechthoekige en platte stuk schuim uit het accuvak. 4. Sluit het accupack (SPMA9602) aan de accuaansluiting in de zender aan. 5. Leg de optionele accu in de zender 6. Bevestig het accudeksel weer op zijn plaats. AANWIJZING: Wijzig na het inbouwen van de Lithiumaccu in de systeeminstellingen het accutype naar Lithium, om de grens van het spanningsalarm correct in te stellen. 50 ZENDER FUNCTIES Functie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. antenne luidspreker schakelaar H schakelaar G schakelaar F gas/rolroer stuurknuppel (mode 1) hoogteroer/rolroer stuurknuppel (mode 2) gas/richtingsroer stuurknuppel (mode 3) hoogteroer/richtingsroer stuurknuppel (mode 4) hoogteroertrimming (mode 1,3) gastrimming (mode 2,4) hoogteroertrimming (mode 2,4) gastrimming (mode 1,3) roltoets rechter greep modewissel LCD Clear (wissen) knop Back (terug) knop SD kaarthouder linker greep oog nekband richtingsroertrimming (mode 1,2) rolroertrimming (mode 3,4) hoogteroertrimming (mode 1,3) gastrimming (mode 2,4) hoogteroer/richtingsroer stuurknuppel (mode 1) gas/richtingsroer stuurknuppel (mode 2) hoogteroer/rolroer stuurknuppel (mode 3) gas/rolroer stuurknuppel (mode 4) schakelaar C schakelaar B schakelaar A schakelaar D bindknop/schakelaar I LED De zender wordt als bescherming tijdens het transport geleverd met een dunne transparante kunststoffolie op de voorste panelen. Vochtigheid in de lucht kan er voor zorgen dat de folie iets loslaat, verwijder de folie indien gewenst. 51 ZENDER FUNCTIES Functie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. draaggreep instelling van de gas veerkracht (mode 2,4) instelling veerkracht modewissel linker schuif audio-aansluiting laadaansluiting bij het gebruik van de optionele Lithium Ion accu accu-afdekking trainer-aansluitbus rechter greep instelling veerkracht modewissel instelling van de gas veerkracht (mode 1,3) 52 HOOFDMENU Functie a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. Modelnaam DSMX/DSM2 (Niet gebonden, indien niet afgebeeld) Grafische laadstatus zenderaccu Geeft ook het volume aan wanneer de Back button ingedrukt wordt Digitale aanduiding van de spanning. (Daalt de spanning bij alkaline batterijen onder 4,3 Volt of 6,4 Volt bij LiPo / LiIo accu’s klinkt er een alarm.) Modeltype Hoogteroer trimming (mode 2 en 4) gas trimming (mode 1 en 3) Rolroer trimming (mode 1 en 2) richtingsroer trimming (mode 3 en 4) Modelgeheugen klok/timer Richtingsroer trimming (mode 1 en 2) rolroer trimming (mode 3 en 4) Gas trimming (mode 2 en 4) hoogteroer trimming (mode 1 en 3) Klok / timer NAVIGATIE • Draai of druk de roltoets in om door menu’s te navigeren, te selecteren of te wijzigen. • Gebruik de Back (terug) toets om weer naar het voorgaande menu te wisselen, bijvoorbeeld van de mixer naar de functielijst. • Gebruik de Clear (wissen) knop om een gekozen waarde in het menu weer terug te zetten naar de standaardwaarde. (Enkele waarden hebben geen standaardwaarden zoals bijvoorbeeld in het alarm/klok menu). • Druk bij een ingeschakelde zender op de Clear en Back knoppen tegelijkertijd om direct toegang te hebben tot het menu modelkeuze, zonde daarvoor de zender uit en weer aan te hoeven zetten. • Wanneer u bij het inschakelen de roltoets indrukt en vasthoudt ziet u het systeemmenu. • Terwijl u zich in het systeemmenu bevindt is het HF deel inactief om een beschadiging van de servo’s of verbindingen /stuurstangen bij de programmering te voorkomen. • Wanneer u de zender inschakelt zonder één van de bedieningselementen aan te raken ziet u het hoofdmenu met een actief modelgeheugen. Drukt u de roltoets vanuit het hoofdmenu in, dan ziet u het menu van de functielijst. • Wanneer u de waarde in en menu voor een bepaalde controlepositie wilt wijzigen, beweegt u de controle in de gewenste richting, markeert u daarmee de waarde die u wilt wijzigen, zoals bijvoorbeeld 0/1/2, op, neer of links, rechts. Indrukken Invoer, kiezen of beëindigen Draaien Wisselen tussen opties of veranderen van waarden in een optie Vasthouden Ingedrukt houden gedurende drie seconden om naar het hoofdmenu te wisselen. Tip: De zwarte punt onder het vierkantje geeft de actuele positie van de schakelaar aan. Draaien en indrukken van de roltoets markeert de box zwart en geeft daardoor aan, dat de waarde of de bediening zich op deze positie bevindt. Automatische toewijzing van schakelaars Om een schakelaar aan een functie of mixer toe te wijzen draait u de roltoets op de keuzebox en drukt u hem dan in. De keuzebox van de schakelaar moet nu knipperen. Bedien nu de schakelaar aan welke u deze functie wilt toewijzen en controleer of deze op het display correct wordt weergegeven. Wanneer de keuze correct is drukt u de roltoets als bevestiging in. 53 SD KAART Inleggen van de SD kaart Met de SD kaart (niet in de set inbegrepen) kunt u: • Importeren (kopiëren) van modellen van andere DX6 zenders • Exporteren (overbrengen) van modellen naar andere DX6 zenders • De AirWare software in de zender actualiseren • Installeren / updaten van sound-bestanden Zo legt u de SD kaart in de zender: 1. Schakel de zender in: 2. Druk de SD kaart in de opening. Het etiket van de kaart wijst daarbij naar achteren. De kaart past maar op één manier in de opening. Gebruik geen grote kracht bij het inleggen van de kaart. Exporteren van het zenderserienummer naar de SD kaart. Door de export van het serienummer kunt u deze makkelijk via knippen en plakken in het registratiemenu onder community.spektrumrc.com invoeren. Zó exporteert u het serienummer: 1. Druk de roltoets in en hou deze ingedrukt terwijl u de zender inschakelt, zodat het menu systeeminstellingen verschijnt. 2. Scroll door de systeeminstellingen. Druk de roltoets in om een menu te openen. 3. Kies VERDER in de systeeminstellingen en scroll door de extra instellingen. 4. Kies EXPORT wanneer het serienummer verschijnt. 5. Schakel de zender uit en verwijder de SD kaart uit de zender. 6. Steek de kaart in uw computer en open het My_DX6.xml bestand op de kaart. 7. Importeer My_DX6.xml in het registratieformulier op de Spektrum Community pagina (spektrumrc.com). Actualiseren van de firmware AANWIJZING: Bij de update knipperen de oranje LED Spektrum balken en op het display verschijnt er een statusbalk. Schakel de zender tijdens deze update niet uit. Dit zou systeembestanden kunnen beschadigen. Exporteer vóór de installatie van de AirWare bestanden altijd alle modellen naar een aparte SD kaart waar de update niet op staat, omdat de update deze bestanden zou kunnen wissen. Bezoek www.spektrumrc.com voor meer informatie. Automatische installatie van de actuele AirWare software Om de nieuwste actuele versie te installeren: 1. Download de update van Spektrumrc.com en sla het op de SD kaart op. 2. Zet de zender uit en steek de SD kaart in de zender. 3. Zet de zender aan, het update-proces start automatisch. Handmatige installatie van de actuele firmware 1. Sla de gewenste AirWare versie op een SD kaart. 2. Kies firmware actualiseren in het SD kaarten menu opties. De map wordt nu weergegeven. 3. Kies uit de map de gewenste AirWare versie uit. Bij de installatie is het display donker. De oranje Spektrum LED balken knipperen en de status wordt weergegeven. AANWIJZING: Schakel de zender tijdens de update niet uit, omdat dit de zender zou kunnen beschadigen. 54 BINDEN Binden is het proces waarbij een zenderspecifiek signaal (GUID) aan de ontvanger wordt overgedragen. U moet de ontvanger opnieuw binden, wanneer de modelprogrammering compleet is uitgevoerd, zodat de Failsafeinstellingen overgenomen kunnen worden. Het bindproces met gebruik van een ontvangeraccu 1. 2. 3. 4. 5. 6. Breng de gasknuppel naar de laagste positie en overtuig u ervan, dat de zender uitgeschakeld is. Steek de bindstekker in de BIND/DATA poort. Sluit de ontvangeraccu aan op een willekeurige andere servo-aansluiting van de ontvanger . Schakel de zender in, terwijl u de bindknop ingedrukt houdt. Laat de bindknop los, wanneer de ontvanger LED niet meer snel knippert en de LED constant brandt. Dit geeft aan dat de binding succesvol was. Op het display ziet u informatie over het binden. Verwijder de bindstekker uit de ontvanger. Het bindproces met gebruik van een regelaar/ESC 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Breng de gasknuppel naar de laagste positie en overtuig u ervan, dat de zender uitgeschakeld is. Steek de bindstekker in de BIND/DATA poort. Verbind de regelaar met de THRO aansluiting van de ontvanger. Verbind de accu met de regelaar en schakel de regelaar - indien mogelijk - in. De ontvanger LED gaat snel knipperen wanneer de ontvanger klaar is om te binden. Schakel de zender in, terwijl u de bindknop ingedrukt houdt. Laat de bindknop los, wanneer de ontvanger LED niet meer snel knippert en de LED constant brandt. Dit geeft aan dat de binding succesvol was. Op het display ziet u informatie over het binden. Verwijder de bindstekker uit de ontvanger. 55 EISEN AAN DE ONTVANGERSTROOMVOORZIENING Onvoldoende ontvangerstroomvoorzieningen hebben in het verleden voor problemen gezorgd, die onterecht aan het 2,4GHz systeem werden toegeschreven. De volgende componenten van de stroomvoorziening spelen een rol: • Ontvangeraccupack (aantal cellen, capaciteit, type cellen, laadstatus, ouderdom) • BEC systeem van de regelaar en diens belastbaarheid en stabiliteit • Schakelaarkabel, accukabel, servokabel, spanningsregelaar enz. De AR610 heeft een minimale spanning van 3,5V onder elke belasting nodig. Test uw stroomvoorziening grondig volgens de onderstaande richtlijnen: Richtlijnen voor de test van de ontvangerstroomvoorziening Wanneer uw ontvangerstroomvoorziening twijfelachtig is, kleine of oude cellen, een zwakke of ongedefinieerde BEC heeft, moet u met een spanningsmeter de volgende test uitvoeren. Sluit de voltmeter aan een vrije servo-stekkerplaats bij een ingeschakelde installatie aan. Oefen door druk met uw hand wat kracht op de servo’s uit. Let daarbij op het display van de voltmeter. De spanning moet ook bij belasting van alle servo’s niet onder de 4,8 Volt komen. Let op: Let er bij het laden van Ni-MH accu’s op, dat deze ook helemaal opgeladen worden. Ni-MH accu’s die met een Delta Peak laadapparaat worden opgeladen, hebben de neiging om een verkeerde Peak (= niet vol geladen) aan te geven, wat tot een crash van uw model kan leiden. QuickConnect met weergave onderspanning (Brownout) Uw AR610 beschikt over de QuickConnect functie met weergave van de onderspanning. • Wanneer de ontvangerstroomvoorziening onderbroken wordt (Brownout) wordt de verbinding direct weer opgebouwd (ca. 10ms), indien de stroomvoorziening weer werkt. • De LED van de ontvanger knippert, wanneer er een onderbreking van de stroomvoorziening heeft plaatsgevonden. • Spanningsonderbrekingen (Brownout) kunnen door slechte ontvangeraccu’s, zwakke BEC componenten, losse kabels, slechte schakelaarkabels of verbindingen worden veroorzaakt. • De onderbreking van de stroomvoorziening vindt bij een spanning <3,5V plaats en leidt tot uitval van de ontvanger en de servo’s. De functie van QuickConnect • Wanneer de spanning van de accu onder de 3,5V daalt, schakelt de ontvanger zichzelf uit. • Wanneer de spanning weer boven de 3,5V stijgt, probeert de ontvanger op de laatste beide ingenomen frequenties direct weer een verbinding te vormen. • Wanneer de beide frequenties nog aanwezig zijn (zender bleef ingeschakeld), wordt de verbinding binnen 4/100 seconde weer hersteld. QuickConnect met spanningsval-detectie werd ontwikkeld om een veilige vlucht, ook bij kortstondig spanningsverlies, te kunnen garanderen. Let op: Wanneer dit verschijnsel optreedt moet u de oorzaak van de spanningsval vóór de volgende vlucht onderzoeken en verhelpen om verdere risico’s te voorkomen. 56 PROGRAMMEREN VAN DE FAILSAFE-POSITIES Bij het binden van de ontvanger programmeert u eerst de Failsafe-instellingen. Wanneer de verbinding tussen de zender en de ontvanger verbroken zou worden zal de ontvanger de servo’s en uitgangen naar de eerder geprogrammeerde posities brengen. Deze posities zijn de Failsafe-posities. De Spektrum AR12120 is voorzien van drie Failsafe-modi: SmartSafe Failsafe, Hold Last Command Failsafe en Preset Failsafe. Zou u het gaskanaal aan een ander kanaal dan kanaal 1 hebben toegewezen, dan is het raadzaam om Preset Failsafe met een lage gaspositie te gebruiken. Aanwijzing: De soorten Failsafe zijn verschillend per ontvangertype. Lees daarom altijd de handleiding bij de ontvanger. Controleer ALTIJD vóór het vliegen of de Failsafe naar verwachting werkt. SmartSafe Failsafe SmartSafe is een veiligheidsfunctie die effect heeft op het gaskanaal en de volgende voordelen biedt: • Ze verhindert het starten van de motor wanneer alleen de ontvanger aanstaat (geen zendersignaal aanwezig). • Ze verhindert het ‘op scherp staan’ van de regelaar, zolang de gasknuppel niet op stationair/motor uit staat. • Ze zet de elektromotor uit en de verbrandingsmotor op stationair, wanneer er geen signaal meer is. Om de SmartSafe Failsafe te programmeren brengt u de gasknuppel naar de onderste positie voordat u de bindmodus van de zender activeert. Zo test u de SmartSafe Failsafe: 1. Schakel de zender en de ontvanger in. 2. Schakel de zender uit. Het gas moet direct naar een lage instelling gaan. Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien. Hold Last Command In het geval van een verlies van verbinding houden alle kanalen behalve het gaskanaal hun laatste positie vast en blijft het model dus op koers. Wanneer u dus tijdens het verlies van verbinding een bocht zou vliegen blijft het model in deze bocht verder gaan. Om de Last Command Failsafe te programmeren moet u de bindingsaanwijzingen in deze handleiding opvolgen. Zo test u de Hold Last Command Failsafe: 1. Schakel de zender en de ontvanger in. 2. Breng een stuurknuppel naar de gewenste Hold Last Command positie en hou de knuppel vast. 3. Schakel, terwijl u de roerpositie vasthoudt (bv. een beetje richtingsroer) de zender uit. Het roer moet nu in deze positie blijven staan. Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien. Preset Failsafe Bij een signaalverlies gaan alle kanalen naar de bij het binden opgeslagen positie. Preset Failsafe is ideaal voor zweefvliegers, omdat een kleppenfunctie kan worden geprogrammeerd, die voorkomt dat het model wegvliegt. Programmeren van de voorgedefinieerde Failsafe: 1. Steek de bindstekker in de bindpoort van de ontvanger en schakel de ontvanger in. 2. Wanneer de ontvanger door knipperen de bindmodus aangeeft de bindstekker verwijderen. 3. Breng de knuppels en schakelaars naar de gewenste Failsafe-posities. Schakel de zender in en activeer dan het bindproces. 4. De Failsafe programmering is klaar wanneer de oranje LED’s op de zender en alle ontvangers branden. Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien. 57 LEIDRAAD BIJ DE PRORAMMERING VAN MODELTYPEN De menuopties zijn per modeltype weergegeven. Deze opties kunnen per modeltype variëren (vliegtuig, helikopter en zweefvliegtuigmodel), maar zijn binnen het gekozen type identiek. De hieronder weergegeven modeltypen (vliegtuig, tuimelschijf of zweefvliegtuig) openen verder menuopties. Systeeminstelling: Modelkeuze Modeltype Modelnaam Vliegtuigtype Vliegtoestand Gesproken vliegtoestand Kanaaltoewijzing Trimstappen Model hulpprogramma Alarmen Telemetrie Controle voor start Pulsrate Binden Leraar/leerling Systeeminstellingen Functielijst: Servoinstelling D/R en Expo Differential V-staart differentiatie Gas uit Gascurve Kleppensysteem Mixers Reikwijdtetest Klok Telemetrie Instelling gesproken berichten Systeeminstelling Servomonitor Systeeminstelling: Modelkeuze Modeltype Modelnaam Vliegtuigtype Vliegtoestand Gesproken vliegtoestand Kanaaltoewijzing Trimstappen Model hulpprogramma Alarmen Telemetrie Controle voor start Pulsrate Binden Leraar/leerling Systeeminstellingen SD-kaart laden Functielijst: Servoinstelling D/R en Expo Differential V-staart differentiatie Gas uit Motorcurve Welfkleppen Kleppensysteem Mixers Reikwijdtetest Klok Telemetrie Instelling gesproken berichten Pulsrate Systeeminstelling Servomonitor Systeeminstelling: Modelkeuze Modeltype Modelnaam Vliegtuigtype Vliegtoestand Gesproken vliegtoestand Kanaaltoewijzing Trimstappen Model hulpprogramma Alarmen Telemetrie Controle voor start Pulsrate Binden Leraar/leerling Systeeminstellingen SD-kaart laden Functielijst: Servoinstelling D/R en Expo Gas uit Gascurve Pitchcurve Tuimelschijf Gyro Toerenregelaar (Governor) Hekmixer Mixers Reikwijdtetest Klok/timer Telemetrie Pulsrate Instelling gesproken berichten Systeeminstelling Servomonitor 58 SYSTEEMINSTELLING Druk de roltoets in en hou deze ingedrukt tijdens het inschakelen om in de systeeminstelling te komen. Terwijl dit menu actief is, zendt de radiobesturing niet om schade aan de aansturingen tijdens het programmeren te voorkomen. U heeft ook directe toegang tot het systeemmenu vanuit de functielijst, zonder daarbij eerst de zender uit te moeten schakelen. U ziet dan een aanwijzing, dat de zender niet langer zendt. Druk op – Ja – wanneer u wilt wisselen. Wanneer u het niet zeker weet, drukt u op – Nee – om het hoofdmenu daardoor te verlaten. Waarschuwing: Druk niet op – Ja - totdat het model uitgeschakeld is of veilig staat. Modelkeuze Met de modelkeuze-functie wisselt u tussen de 250 beschikbare modelgeheugens. 1. Scroll voor de keuze naar het gewenste model in de modelkeuze. 2. Wanneer het gewenste model gemarkeerd is drukt u op de roltoets om het model te selecteren. Het menu wisselt weer naar de systeeminstelling. 3. Scroll in de keuzelijst naar beneden en kies Nieuw model aanmaken. Alternatief kunt u hier ook – Afbreken – kiezen, u komt dan weer terug in de modelkeuze. Wanneer u Nieuw model aanmaken kiest, wordt het model aan de geheugenplaats toegewezen en verschijnt het daarna in de keuzelijst. Directe modeltoegang Druk vanuit het hoofdmenu tegelijkertijd de Clear en Back knop in, om in het modelkeuze-menu te komen. Modeltype Met de keuze van het modeltype kiest u tussen de vliegtuig (ACRO), Helikopter (HELI) of zweefvliegtuig (ZWEEFVL.) programmering. Belangrijk: Wanneer u het modeltype wijzigt gaan alle instellingen, die tot dan gedaan zijn, verloren en worden naar de fabrieksinstellingen teruggezet. Zo wisselt u het modeltype: 1. Scroll naar het gewenste modeltype en druk op de roltoets. Het bevestigingsmenu voor het wisselen verschijnt. 2. Kies – Ja – en druk op de roltoets. Alle tot dan gevormde gegevens worden in deze geheugenplaats gewist. Wanneer u – Nee – kiest komt u weer in het modeltype-menu. 59 Modelnaam De invoer van de modelnaam wordt normaal gesproken tijdens de eerste instellingen uitgevoerd. De naam kan uit maximaal 20 tekens bestaan (grote en kleine letters, getallen en symbolen). Zo voert u een naam in: 1. Scroll naar de gewenste letterpositie en druk de roltoets eenmaal in. Een knipperend blokje verschijnt. 2. Scroll naar links of naar rechts tot de gewenste letter verschijnt. Druk om de letter uit te kiezen op de toets. 3. Scroll verder naar de volgende letterpositie, herhaal stap 1 en 2 totdat de modelnaam compleet is. 4. Kies TERUG om naar de systeeminstelling te gaan. Om een letter te wissen: 1. Druk op CLEAR (wissen) als u de letter (of het getal) heeft geselecteerd. 2. Druk een tweed keer op CLEAR om alle letters rechts van de cursor te wissen. Vliegtuigtype: Zweefvliegtuigtype: Tuimelschijftype: Dit menu is alleen beschikbaar in de vliegtuig mode. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk ACRO (vliegtuig). Dit menu is alleen beschikbaar in de zweefvliegtuig mode. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig). Dit menu is alleen beschikbaar in de helikopter mode. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk HELI (helikopter). Set-up vliegtoestand Gebruik de Set-up functie van de vliegtoestanden om deze te activeren, mixers toe te wijzen of kanalen op individuele schakelaars te leggen. Mode Vliegtuig Heli aantal schakelaars 1 2 (inclusief motor uit/ Throttle Hold) aantal vliegtoestanden 3 4 (inclusief motor uit/ Throttle Hold) Set-up voor zweefvliegtuigen In de vliegtoestand set-up kunt u tot maximaal vijf verschillende vliegtoestanden aan een schakelaar en een combinatie van maximaal 2 schakelaars toewijzen. U kunt schakelaar-prioriteiten toekennen, zodat wanneer een schakelaar zich in de prioriteitssituatie bevindt deze vliegtoestand actief is, onafhankelijk ervan in welke positie de andere schakelaars staan. Vliegtoestanden zweefvliegtuigen U kunt de beschikbare vliegtoestanden (maximaal 5 voor zweefvliegtuigen) aan elke schakelaarpositie vergeven. Bij zweefvliegtuigen kunnen maximaal twee schakerlaars worden gebruikt. Druk op >> Verder vanuit het menu vliegtoestand om in de selectie te komen, wanneer u gebruikersgedefinieerde vliegtoestanden heeft gekozen. De combinatie van 2 tot 3 schakelaars kan gebruikt worden om alle beschikbare vliegtoestanden te bereiken. Aantal vliegtoestanden Schakelaar 1 (aantal posities) Schakelaar 2 (aantal posities) Vliegtoestand 1 2 3 4 5 2 3 3* 4 4 5 2P 3P 2P 2P 3P 3P start afst. 2P start start afst. afts. landing therm. 3P start afst. 2P start afst. landing therm. therm. speed 3P start afst. landing therm. speed 60 Gesproken berichten over de vliegtoestand In het menu Gesproken vliegtoestand kunt u aan de vliegtoestand een individuele naam met maximaal 20 tekens incl. spaties geven. 1. Scroll naar de gewenste naam van de vliegtoestand die u wilt wijzigen en druk eenmaal op de roltoets. 2. Scroll naar de positie die u wilt wijzigen. Er verschijnt een knipperend blokje. 3. Scroll naar links of naar rechts totdat de gewenste letter verschijnt. Druk om de letter uit te kiezen op de roltoets. 4. Kies TERUG om weer in de systeeminstelling te komen. Gesproken bericht over de vliegtoestand: Het is mogelijk om bij het wisselen van vliegtoestand hierover gesproken informatie over de actuele vliegtoestand te krijgen. U kunt de vliegtoestand met een woord of frase benoemen. Activeren van het gesproken bericht over de vliegtoestand: 1. Ga naar het menu Gesproken vliegtoestand. 2. Scroll naar < geluidloos> (standaard) en druk dan op de roltoets. 3. Scroll naar links of naar rechts door de opties. 4. Druk opnieuw op de roltoets om de keuze vast te leggen. Kanaaltoewijzing In de kanaaltoewijzing wijst u alle uitgangskanalen toe, inclusief schakelaars, schuiven, knoppen of stuurknuppels. Zo kan bijvoorbeeld het kanaal voor het intrekbaar landingsgestel naar gaskanaal gewijzigd worden. 1. Kies verder in de kanaaltoewijzing om in het Kanaal bron menu te komen. 2. Scroll naar het zenderkanaal dat u wilt toewijzen en druk op de roltoets. 3. Scroll naar links of naar rechts om de gewenste schakelaar of stuurknuppel te kiezen. Druk op de roltoets om de keuze vast te leggen. Belangrijk: U kunt geen mixer aanmaken op een kanaal dat u verschoven heeft. Maak eerst de mixer aan en verschuif dan het kanaal. Kanaal bron In de kanaaltoewijzing wijst u alle uitgangskanalen, inclusief schakelaars, schuiven, knoppen of stuurknuppels toe. 1. Kies verder in de kanaaltoewijzing om in het Kanaal bron menu te komen. 2. Scroll naar het zenderkanaal dat u wilt toewijzen en druk op de roltoets. Het veld om : Uit knippert. 3. Scroll naar links of naar rechts om de gewenste schakelaar of stuurknuppel te kiezen. 4. Druk op de roltoets om de keuze vast te leggen. 61 Triminstellingen De triminstellingen maken het mogelijk om het trimbereik van de servo’s in verschillend grote of kleine trimstappen in te delen en het trimtype te wijzigen. Met de optie Trim-instelling legt u vast hoeveel trimklikken u geeft wanneer u op de trimming drukt. Wanneer u de waarde op nul zet deactiveert u de trimming voor dat kanaal. Om de waarde van de trimstappen te wijzigen: 1. Scroll naar het trimstapkanaal dat u wilt wijzigen. 2. Draai de roltoets naar links of naar rechts op de gewenste waarde. 3. Druk op de roltoets om de waarde op te slaan. Trimtype U kunt het trimtype Normaal en Vliegtoestand kiezen. Normaal trimtype: Hier gelden de trimwaarden voor alle vliegtoestanden. Vliegtoestand trimtype: Maakt het mogelijk om de trimwaarden van individuele vliegtoestanden op te slaan. Bijvoorbeeld een rolroertrimming die alleen in vliegtoestand 1 actief is en in vliegtoestand 2 niet. Trimming toewijzing In enkele gevallen kunt u de trimming op andere schakelaars/schuiven leggen. Vliegtuigmode Gas • Digitale trimknop gas (standaard) Gas trimtype • Normaal • Vliegtoestand Trimtypen Er zijn normale en gekruiste trimtypen beschikbaar. De normale trimming is altijd aan de stuurknuppel toegewezen. Zo bevindt de gastrimming zich naast de gasknuppel. De gekruiste trimming draait de positie van de trimming om. Op deze manier bevindt de gastrimming zich naast de hoogteroerknuppel en omgekeerd. Om de trimpositie van normaal naar gekruist te wijzigen kiest u naast het trimming veld en draait u de roltoets. Belangrijk: De gekruiste trimming verandert de trimming van de beide stuurknuppels. Model hulpprogramma In dit menu kunt u een nieuw model aanmaken, en model wissen, kopiëren, terugzetten naar de standaardinstellingen en de modellijst sorteren. Nieuw model aanmaken In dit menu maakt u een nieuw model voor de keuzelijst aan. 1. Kies Nieuw model aanmaken. In dit menu heeft u de mogelijkheid om het model nieuw aan te maken of af te breken. 2. Wanneer u Afbreken kiest wisselt het systeem terug naar de functie Modelkeuze. 3. Wanneer u Nieuw model aanmaken kiest wordt het model aangemaakt en is beschikbaar in de keuzelijst. 62 Model wissen Met deze functie kunt u een model permanent uit de modellijst verwijderen. Wanneer u dit niet van plan bent kiest u Afbreken om het menu te verlaten. 1. Markeer door indrukken van de roltoets het model dat u wilt wissen. 2. Kies Wissen om het model te wissen. Model kopiëren Met deze functie kopieert u een model naar een andere geheugenplaats. Gebruik de functie Model kopiëren voor: • het opslaan van een programmering voordat u met waarden gaat experimenteren. • het kopiëren van een modelgeheugen als basis voor een soortgelijk model. Zo kopieert u een modelprogrammering: 1. Vergewis u ervan, dat het model dat u wilt kopiëren actief is. Als het gewenste model niet actief zou zijn, kiest u Afbreken en daarna via het modelgeheugen het gewenste model. 2. Kies de modelgeheugenplaats Naar: en leg uw keuze vast door indrukken van de roltoets. 3. Kies Kopiëren en de kopieerbevestiging wordt in het menu weergegeven. 4. Kies Kopiëren als bevestiging. Wanneer u Afbreken kiest komt u terug in de systeeminstellingen. 5. Kies het gekopieerde model als actief model en bind de zender met de ontvanger. Let er op: met het kopiëren van het model kopieert u niet automatisch de binding van het originele model. U kunt met dit menu geen modelprogrammering op een SD kaart zetten. Om een modelgeheugen naar een SD kaart te programmeren zie het onderdeel SD kaart exporteren. Model terugzetten Gebruik de functie Model terugzetten om de hele programmering van een modelgeheugen te wissen. Alle waarden binnen de specifieke geheugenplaats worden daardoor teruggezet naar de standaardwaarden. Na het terugzetten is het nodig om het model opnieuw te binden. Modellijst sorteren Met deze functie kunt u de volgorde van de modellen volgens hun functie kopiëren. Dat is handig wanneer u modellen in groepen wilt plaatsen om ze makkelijker te kunnen vinden. Om een model te sorteren markeert u het met de roltoets. Scroll dan naar de gewenste positie en druk opnieuw op de roltoets. 63 Alarmen Met de alarmfunctie kunt u een audio- of vibratiealarm aan bepaalde kritische schakelaarposities toewijzen, die dan klinken wanneer ze bij het inschakelen van de zender actief zijn. Wanneer dit kritische punt is bereikt is klinkt er een alarm en verschijnt er op het display een waarschuwing, totdat de knuppel of de schakelaar weer teruggebracht is naar de veilige positie. Uit veiligheidsoverwegingen is het fabrieksmatig ingestelde alarm actief voor de gaspositie, wanneer de gaspositie over de 10% gaat. TELEMETRIE Door het inbouwen van optionele telemetrie-modulen en sensoren kunt u gegevens van het model in realtime op het zenderdisplay zien. U kunt ook telemetrie-gegevens op de SD kaart opslaan en bekijken met de Spektrum Sti APP. Telemetrie-instellingen Display Opties van de telemetrieweergave: Tele: Door indrukken van de roltoets wisselt het display naar de telemetrieweergave. Hoofd: Telemetrie-alarmen worden op het hoofddisplay weergegeven , andere telemetriemenu’s zijn gedeactiveerd. Rol: (standaard )Maakt het mogelijk om door draaien van de roltoets tussen het hoofd- en telemetriedisplay te wisselen. Auto: De telemetrieweergave wordt automatisch actief wanneer er data worden ontvangen. Eenheid Hier kunt u kiezen uit US en metrische eenheden. Autoconfiguratie van de telemetrie Belangrijk: Deze functie is vanuit het menu Systeeminstelling > Telemetrie niet beschikbaar, omdat hiervoor een HF signaal aanwezig moet zijn. In de systeeminstelling is het HF signaal uitgeschakeld. De DX6 is voorzien van een autoconfiguratie van de telemetrie, die het mogelijk maakt dat de zender zelf nieuwe telemetriesensoren herkent. Zo gebruikt u de auto configuratie: 1. Overtuig u ervan, dat alle telemetriecomponenten aan de zender en ontvanger gebonden zijn. 2. Schakel de zender in en daarna de ontvanger. 3. Kies uit de functielijst Telemetrie en dan Autoconfiguratie. Het woord Configuratie knippert gedurende vijf seconden en alle nieuw gevonden sensoren verschijnen in de lijst. 4. Programmeer de alarmwaarden voor de sensoren naar wens. Gesproken berichten: De instelling van de Gesproken berichten legt vast, in welke tijdsafstanden de op het display getoonde gegevens geactualiseerd worden. Elke sensor kan daarbij apart worden ingesteld. Zo wordt bijvoorbeeld de toerental-status elke 10 seconden geactualiseerd, terwijl dit bij de hoogtesensor elke 15 seconden gebeurt. Alarm bericht: Deze functie legt vast, hoe vaak een alarm verschijnt wanneer deze actief is. 64 Telemetrie alarmen In het veld Alarmtype – Uit – kunt u het gewenste alarmtype instellen. U kunt kiezen tussen Uit, Geluid, Stem. Gesproken bericht 1. Scroll naar Uit in de Telemetrie-instelling en kies dan Gesproken bericht. 2. Scroll hoe vaak u het gesproken bericht wilt horen. Alarm bericht 1. Scroll naar Uit in de Telemetrie-instelling en kies dan Gesproken bericht. 2. Scroll hoe vaak u het alarm bericht wilt horen. Bestandsinstellingen In dit menu kiest u de data die gelogd moeten worden. Opslag bestandsnaam 1. Kies Naam data: om een eigen naam aan de data te geven. 2. In het Naam data veld kunt u een eigen bestandsnaam invoeren, die maximaal 8 tekens lang mag zijn. 3. Druk op Omhoog om de naam vast te leggen. Start 1. 2. Kies Start om een bepaalde schakelaar of schakelaarpositie toe te wijzen, waarmee u de dataopslag activeert. Druk eenmaal op de roltoets om de keuze vast te leggen. Geactiveerd Staat er in het veld achter Geactiveerd – Nee – dan is de SD kaart afgesloten en heeft de zender hier geen toegang. Zet Geactiveerd op – Ja – om telemetriedata op de kaart op te slaan. Hiervoor moet de SD kaart zich in de zender bevinden. U kunt ook een schakelaar toewijzen om de dataopslag te activeren. Let op: Wissel NIET naar het telemetriemenu tijdens het vliegen. Wanneer u van de functielijst naar het telemetriemenu gaat, kunt u Frame Losses bij het verlaten van het menu bemerken. Deze Frame Losses zijn geen fouten, ze vormen echter wel een kortstondig signaalverlies bij het verlaten van het menu. Controle vóór de vlucht Met de Controle voor de vlucht kunt u een checklist programmeren die telkens verschijnt wanneer de zender ingeschakeld wordt of wanneer u een nieuw modelgeheugen kiest. Elk punt van de checklist moet bevestigd worden voordat u het hoofdmenu ziet. Pulsrate In het Pulsrate-menu kunt u wisselen van pulsrate en modulatie. Kies de gewenste optie en druk op de roltoets. Bij een pulsrate van 11ms moet u digitale servo’s gebruiken. Bij een pulsrate van 22ms kunt u analoge en digitale servo’s gebruiken. Modulatie We adviseren DSMX als standaard modulatie. Wanneer deze modulatie actief is werkt de zender met DSMX ontvangers inde DSMX mode en met DSM2 ontvangers inde DSM2 mode. De zender herkent bij het binden automatisch de modulatie van de ontvanger en stelt zich daar op in. Wanneer u DSM2 kiest werkt de zender in de DSM2 mode, onafhankelijk van het feit of hij aan een DSM2 of DSMX ontvanger gebonden is. Aanwijzing: De DSMX modulatie maakt het mogelijk om meer dan 40 zenders tegelijkertijd te gebruiken. Wanneer er DSMX ontvangers in d DSM2 mode of DSM2 zenders worden gebruikt, mogen er niet meer dan 40 zenders tegelijkertijd worden gebruikt. Binden Het menu Binden maakt het mogelijk om de zender en de ontvanger te binden zonder de zender uit te hoeven schakelen. Dit menu is handig wanneer u een model programmeert en de ontvanger met de Failsafeposities wilt binden. Meer informatie leest u in het hoofdstuk Programmeren van de Failsafeposities. 65 LERAAR / LEERLING De DX6 is voorzien van 4 kabelgebonden en 2 draadloze trainermodi. De leraar/leerling functie is toegewezen aan de schakelaar I. Kabelgebonden leraar leerling functie De 4 kabelgebonden leraar leerling modi houden in: Uit Wanneer Uit gekozen is moet de leerlingzender dezelfde programmering hebben als de leraarzender (Servoreverse, Servoweg, Sub-trim, trimmingen). Leraar configuratie In de leraar configuratie kunt u programmeren of bij het activeren van de schakelaars enkele of alle kanalen overgegeven moeten worden. Deze functie is ideaal bij de training van beginners, omdat de leerling het beheersen van het individuele kanaal/functie leert, terwijl de leraar de controle over alle andere kanalen/functies houdt. De leerlingzender moet, wanneer dit beschikbaar is, in het menu op de Uit mode (Inh) geprogrammeerd worden. Het is belangrijk dat de leraar- en de leerlingzender allebei hetzelfde geprogrammeerd zijn. Pilot Link leraar Wanneer de Pilot Link leraar (Master) is gekozen, heeft de leerlingzender de controle over de knuppelfuncties (rolroer, hoogteroer, richtingroer en gas), terwijl de leraarzender de controle over de andere kanalen/functies (inclusief Dual Rate en schakelaars) houdt. Dat is ideaal bij complexe modellen, omdat de leraar de controle over de extra functies en andere kanalen behoudt. Bij deze functie is het niet nodig dat de leerlingzender dezelfde programmering heeft. Het zou echter voor de leerlingzender wel nuttig kunnen zijn om in het menu op uit geprogrammeerd te worden, zodat de trimveranderingen door de leraarzender overgenomen worden. Leerling Gebruik de leerling mode wanneer u de DX6 als leerlingzender gebruikt en de leraarzender de Pilot Link leraar geactiveerd heeft. DX6 kabel – leraar/leerling gebruik 1. Bind de zender aan het model. 2. Sluit de trainerkabel (SPM6805) op de traineraansluiting op de achterkant van de leraarzender aan. 3. Controleer of de accu’s van de beide zenders geladen zijn. 4. Controleer of de leerlingzender uitgeschakeld is. De leerlingzender gaat aan wanneer u de trainerkabel aansluit. 5. Sluit de trainerkabel aan de leerlingzender aan. 6. Het display van de leerlingzender gaat aan, maar het HF gedeelte zendt niet. 7. Druk op de trainerschakelaar om de controle van het model aan de leerlingzender over te geven. 8. Let er op of bij het indrukken van de trainerschakelaar de roeren van het model bewegen. Stel indien nodig de juiste trimming af. 9. Laat de trainerschakelaar los om weer de controle over het model terug te krijgen. Oversturen De functie Oversturen maakt het voor de leraar mogelijk om ogenblikkelijk door een knuppelbeweging weer de controle van het model over te nemen. Nadat u de functie heeft geactiveerd kan de leerling de controle pas weer overnemen als de trainerschakelaar gereset werd. Omdat te doen: 1. brengt u de trainerschakelaar naar de UIT positie. 2. brengt u de trainerschakelaar naar de AAN positie om de leerlingzender weer te activeren. 66 Draadloze leraar leerling functie De draadloze leraar leerling functie werkt precies zo als de functie mét kabel. Kies in het menu Draadloos leraar/leerling om een DSM2 of DSMX leerlingzender aan de leraarzender te binden. In deze instelling krijgt de leerling door het indrukken van de trainerschakelaar of knop de controle. Na het bindproces blijft de leerlingzender aan de leraar gebonden totdat er een andere zender aan de leraarzender wordt gebonden of de leerlingzender aan een andere ontvanger of een andere draadloze leraarzender. In deze functie is ook de ModelMatch technologie geïntegreerd. Wanneer de leerlingzender ook met ModelMatch is uitgerust zal hij ook alleen met de gebonden zender verbinden. Uit Wanneer u uit kiest is de draadloze tranierfunctie niet actief. Let op: U mag deze functie alleen op Uit zetten wanneer de draadloze leraar/leerling functie niet actief wordt gebruikt, omdat er anders controleverlies van het model kan ontstaan. Leraar configuratie In de leraar configuratie kunt u programmeren of bij het activeren van de schakelaars enkele of alle kanalen overgegeven moeten worden. Deze functie is ideaal bij de training van beginners, omdat de leerling het beheersen van het individuele kanaal/functie leert, terwijl de leraar de controle over alle andere kanalen/functies houdt. De leerlingzender moet, wanneer dit beschikbaar is, in het menu op de Uit mode (Inh) geprogrammeerd worden. Het is belangrijk dat de leraar- en de leerlingzender allebei hetzelfde geprogrammeerd zijn. Pilot Link leraar Wanneer de Pilot Link leraar (Master) is gekozen, heeft de leerlingzender de controle over de knuppelfuncties (rolroer, hoogteroer, richtingroer en gas), terwijl de leraarzender de controle over de andere kanalen/functies (inclusief Dual Rate en schakelaars) houdt. Dat is ideaal bij complexe modellen, omdat de leraar de controle over de extra functies en andere kanalen behoudt. Bij deze functie is het niet nodig dat de leerlingzender dezelfde programmering heeft. DX6 draadloos leraar/leerling gebruik 1. Activeer in de leerlingzender een ongebruikt modelgeheugen (alleen bij computerzender). 2. Bind de leraarzender aan het model. 3. Controleer of de accu’s van de beide zenders geladen zijn. 4. Controleer of de leerlingzender uitgeschakeld is. 5. Kies BINDEN. Dit is onafhankelijk van het feit, of u zich inde leraar configuratie of inde Pilot Link bevindt. Op het display wordt het volgende afgebeeld. 6. 7. Activeer volgens de aanwijzingen het bindproces bij de leerlingzender. Na een geslaagde binding moet dit display te zien zijn. 8. 9. Druk op de trainerschakelaar op de leraarzender om de controle aan de leerlingzender over te geven. Wanneer u de trainerschakelaar loslaat heeft de leraarzender weer de controle. Oversturen De functie Oversturen maakt het voor de leraar mogelijk om ogenblikkelijk door een knuppelbeweging weer de controle van het model over te nemen. Nadat u de functie heeft geactiveerd kan de leerling de controle pas weer overnemen als de trainerschakelaar gereset werd. Omdat te doen: 1. brengt u de trainerschakelaar naar de UIT positie. 2. brengt u de trainerschakelaar naar de AAN positie om de leerlingzender weer te activeren. 67 SYSTEEMINSTELLINGEN Het menu systeeminstellingen bestaat uit vier ondermenu’s: systeeminstellingen, extra instellingen, serienummer en kalibreren. Kies << of >> om tussen de weergaven te wisselen. Piloot naam De functie Piloot naam maakt het mogelijk om uw naam als eigenaar van deze zender in te voeren. De naam van de piloot verschijnt bij het inschakelen in de onderste linker hoek van het startmenu. Zo voert u de naam van de piloot in: 1. Kies in de systeeminstellingen Piloot naam en plaats door indrukken en draaien van de roltoets de cursor achter de naam. 2. Draai de roltoets om de gewenste letter uit te kiezen, en druk dan ter bevestiging de roltoets in. Herhaal dit totdat de invoer compleet is. 3. Druk de roltoets opnieuw in om de keuze op te slaan en terug te keren naar de systeeminstellingen. Contrast Zo stelt u het contrast in: 1. Scroll naar contrast en druk de roltoets in. 2. Scroll naar links of naar rechts om het contrast in te stellen. Lage getallen verkleinen het contrast, hoge getallen verhogen het contrast. 3. Druk de roltoets opnieuw in om de keuze op te slaan. Achtergrondverlichting In het menu Achtergrondverlichting kunt u de verlichtingduur en de helderheid instellen. U heeft de mogelijkheid om de achtergrondverlichting uit te schakelen wanneer u overdag vliegt en deze voor nachtvluchten weer in te schakelen. U kunt kiezen uit: UIT: Het display wordt slechts korte tijd gedurende het inschakelen verlicht. AAN: De achtergrondverlichting is altijd ingeschakeld. Tijd: De achtergrondverlichting is 3, 10, 20, 30, 45 of 60 seconden ingeschakeld voordat deze automatisch uitgeschakeld wordt. Het percentage in het menu Achtergrondverlichting regelt de helderheid in stappen van 10%, vanaf 10% (donker) tot 100% (lichter). Mode U kunt de stuurmode van 2 naar 4 of mode 1 naar 3 veranderen. Voor het mechanische deel leest u bladzijde 61 na, voert u deze handelingen eerst uit en volgt u daarna deze aanwijzingen op. Een modewissel waarbij een ombouwen van het gas plaatsvindt moet door een geautoriseerd Servicecenter worden uitgevoerd. Om de stuurmode te wisselen: 1. Scroll naar Mode en druk op de roltoets. 2. Draai de roltoets naar links of rechts om de mode te wisselen. Druk nog een keer op de roltoets om de keuze op te slaan. 3. Kies >> in de onderste rechter hoek tot het kalibratie-menu verschijnt. 4. Beweeg alle stuurelementen door de middenpositie en voer de kalibratie uit, voordat u daarna het menu Systeeminstellingen verlaat. Lees voor meer informatie het onderdeel Kalibreren van de zender. Accu alarm In dit menu kunt u het accutype van de zender en het spanningsalarm instellen. Het alarm wordt actief, wanneer de minimale spanning wordt bereikt. Om het accualarm te wijzigen: 1. Scroll naar Accu en druk de roltoets in, om het accutype naar LiPo/Li-Ion of NiMh te wisselen. 2. Scroll naar Accuspanning en druk op de roltoets. Draai de roltoets naar links of rechts om de spanning te wijzigen. Druk opnieuw op de roltoets om de keuze op te slaan. Let op: Kies nooit NiMh als er een LiPo/Li-Ion accu in de zender ingebouwd is. Dit zou de LiPo/Li-Ion accu te ver kunnen ontladen en de zender, accu of beide kunnen beschadigen. Let op: Verander nooit de spanningsgrens van de LiPo/Li-Ion accu van 6,4 volt. Dit zou kunnen leiden tot een te diepe ontlading van de zender en de accu en zender kunnen beschadigen. 68 Keuze van de taal Kies in de systeeminstellingen onder Taal uw gewenste taal uit. Druk daarna opnieuw de roltoets in om de taal op te slaan. Namen, die u heeft ingevoerd, worden door deze keuze niet beïnvloed. Na keuze van de displaytaal kunt u ook de taal van de gesproken berichten wijzigen. Lees voor meer informatie het hoofdstuk Gesproken berichten en SD kaart. Geen activiteit alarm Wanneer de zender een bepaalde tijd niet actief is, klinkt er een alarm. Dit is zeer handig indien de zender per ongeluk ingeschakeld bleef en voorkomt dat de accu te ver ontladen wordt. Om het inactiviteitsalarm ter wijzigen: • Inh (geen alarm geluiden) • 5 min • 10 min (standaard) • 30 min • 60 min 1. Scroll naar de actuele alarmtijd en druk de roltoets in. 2. Draai naar links of naar rechts om de alarmtijd te wijzigen. Druk de roltoets daarna in om de keuze op te slaan. Extra instellingen In dit menu kunt u: • de geluiden van de zender aan of uit zetten. • het uiterlijk van de trimweergave wijzigen. Geluiden van de zender Kies met de roltoets hier de Geluiden van de zender en schakel deze in of uit. Met de volumeregeling op nul schakelt u alle geluiden uit. Trimweergave In dit menu kunt u het uiterlijk van de trimweergave veranderen. De opties zijn: • Kader met balk; de weergave verschijnt als box bij het instellen van de trimming. • Kader met pijl; de weergave verschijnt als kader met een pijl bij het instellen van de trimming. • Uit. De weergave verschijnt als pijl met lijnen wanneer u de trim instelt. Om de hele trimweergave van het display te verwijderen kiest u Gedeactiveerd. Om de trimweergave te wijzigen: 1. Scroll naar Trimweergave en druk eenmaal op de roltoets. 2. Scroll naar links of naar rechts om uw optie te selecteren. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op te slaan. 69 Serienummer In het menu Serienummer kunt u het serienummer en de versie van de AirWare software zien. Om de zender te registreren en de software te actualiseren via de Spektrum Community website heeft u het serienummer nodig. Export van het serienummer naar de SD kaart Exporteer voor een eenvoudige registratie het serienummer als tekstbestand naar uw SD kaart. Zo exporteert u het serienummer van de zender: 1. Schuif een SD kaart in de cardslot van de zender. 2. Scroll naar Exporteren. De weergave SD status verschijnt en hoort MY_DX6.xml in het midden van het display aan te geven. 3. Druk de roltoets opnieuw in om naar het serienummer te wisselen. 4. Schakel de zender uit en haal de SD kaart uit de cardslot. 5. Steek de kaart in de kaartlezer van uw computer. 6. Open op de kaart het bestand MY_DX6.xml en kopieer met knippen & plakken het serienummer naar uw persoonlijke map of naar de Spektrum Community website. Vinden van de AirWare software versie De software versie wordt onder in het veld serienummer weergegeven. Registreer uw DX6 om actualiseringen en andere nieuws onder community.spektrumRC.com te ontvangen. Belangrijk: De AirWare bestanden zijn specifiek aan het serienummer van uw zender gekoppeld. Dat betekent dat u daarmee niet meerdere zenders kunt actualiseren. Kalibreren In het menu Kalibreren worden de eindpunten van de potmeters voor alle proportionele kanalen opgeslagen. Na veranderen van de stuurmode is het noodzakelijk om de kalibratie opnieuw uit te voeren. Kalibreren van de zender 1. Beweeg de stuurknuppels voorzichtig in een + vorm van links naar rechts en daarna van boven naar beneden. Duw de stuurknuppels voorzichtig in de hoeken om een accurate kalibratie te krijgen. Breng de beide stuurknuppels terug naar de middenpositie. 2. Kies OPSLAAN om de kalibratie op te slaan. 70 SD kaart laden Met de SD kaart kunt u: • modellen van andere DX6 zenders importeren • modellen naar andere DX6 zenders exporteren • AirWare software in de zender actualiseren • geluidsbestande installeren / actualiseren Alle modellen laden Deze functie overschrijft alle modelgeheugens. Overtuig u er van, dat alle bestaande modellen op een SD kaart opgeslagen zijn, indien u deze functie uitvoert. Om een op de SD kaart opgeslagen model te laden: 1. Sla het modelbestand op de SD kaart op. 2. Kies in de Modelkeuze de positie, waar u het model wilt opslaan. 3. Kies in het menu Optie en druk de roltoets eenmaal in. 4. Kies Model laden en druk de roltoets opnieuw in om de keuze vast te leggen. 5. Kies het model dat u wilt importeren. Het menu Overschrijven verschijnt. Belangrijk: Wanneer u Import kiest, verlaat de zender de systeeminstelling-lijst. 6. Kies het geheugen uit, waarheen u het model wilt laden. 7. Kies Laden om het overschrijven te bevestigen. De zender activeert het nieuwe modelgeheugen en het hoofddisplay verschijnt. Een controle vóór de vlucht kan verschijnen, wanneer deze bij de export actief is. Kies HOOFD om de controle voor de vlucht te beëindigen. Lees voor meer informatie het hoofdstuk over de Instelling van de controle vóór de vlucht. Alle modellen laden Om alle modellen van de SD kaart te laden: 1. Kies Alle modellen laden. 2. Bevestig met ALLE LADEN. Belangrijk: na het laden van het model moet u de zender en ontvanger opnieuw binden. op het hoofddisplay moet in de rechter bovenhoek DSM2 of DSMX te zien zijn. U kunt een model op iedere plaats importeren. Wanneer u de voorkeur geeft aan de functie Alle laden geeft u het SPM bestand in uw computer een andere naam. De eerste beide getallen (01 tot 50) zijn de geheugennummers. Uw SD kaart kan maar 50 modellen opslaan. Sla ongebruikte modellen op de kaart op en sla ze vervolgens op uw PC op. Verwijder daarna de geheugenplaatsen van de kaart. Model veilig opslaan U kunt deze functie gebruiken om een individueel model op de SD kaart op te slaan. 1. Overtuig u er van, dat het model dat u wilt opslaan actief is. 2. Scroll naar Opties en druk de roltoets in. 3. Scroll naar Model veilig opslaan en druk de roltoets in om de keuze vast te leggen. 4. (optioneel) Als u het model een andere naam wilt geven voordat u het op de SD kaart opslaat. a. Scroll naar het bestand en de naam van het bestand verschijnt. b. Kies een nieuwe naam. Deze kan uit maximaal 25 tekens bestaan incl. de extensie .SPM. c. Wanneer u een nieuwe naam heeft gekozen drukt u op de knop terug om weer naar het menu te gaan. 5. Kies Veilig opslaan om het bestand op de SD kaart op te slaan. Wanneer de export is uitgevoerd gaat de zender weer terug naar het menu SD kaart. Alle modellen veilig opslaan Om alle modellen veilig op de SD kaart op te slaan: 1. Kies in de opties Alle modellen veilig opslaan. Het menu Alle modellen veilig opslaan wordt weergegeven. Belangrijk: Deze functie overschrijft alle modellen die: • al op de SD kaart opgeslagen waren. • dezelfde naam hebben. Sla daarom modellen met dezelfde naam op een andere SD kaart op wanneer u dit niet zeker weet. 2. Kies Veilig opslaan om de SD kaart te overschrijven of Afbreken om terug te gaan naar het menu SD kaart. 71 Actualiseren van de Spektrum DX6 Sound bestanden Aanwijzing: Maak NOOIT de accu van de zender los tijdens de overdracht van data. Dit beschadigt de zender waardoor deze ter reparatie naar de technische service moet worden gestuurd. Voordat u de soundbestanden actualiseert, moet u controleren of de zenderaccu helemaal opgeladen is. Om nieuwe bestanden te installeren: 1. Download het gewenste bestand van de Spektrum community pagina onder www.spektrumRC.com. Sla het bestand op de SD kaart van uw zender op. 2. Steek de SD kaart in de zender. 3. Ga naar de systeeminstellingen van de zender. 4. Kies het menu SD kaart en dan Sound actualiseren. 5. Kies het Sound bestand dat u wilt installeren. De zender scant het bestand en controleert het op fouten. 6. Wanneer het bestand correct is verschijnt het menu SD kaart laden. Belangrijk: Het actualiseren van het soundbestand duurt ca. 1 uur. Maak in deze tijd de accu niet los en zet de zender niet uit. Actualiseren van de firmware Aanwijzing: Bij de update knipperen de oranje LED Spektrum balken en verschijnt er op het display een voortgangsbalk. Schakel de zender tijdens de update niet uit. Dit zou de systeembestanden kunnen beschadigen. Exporteer vóór de installatie van de AirWare bestanden altijd alle modellen naar een aparte SD kaart waar de update niet op staat, omdat de update deze bestanden zou kunnen wissen. Bezoek www.spektrumrc.com voor meer informatie. Automatische installatie van de Airware software Om de meest actuele versie te installeren: 1. Download de update van Spektrumrc.com en sla het op de SD kaart op. 2. Schakel de zender uit en steek de SD kaart in de zender. 3. zet de zender aan, het updateproces start automatisch. Handmatig installeren van de actuele firmware: Zou u vanwege een bepaalde reden weer de vorige versie willen opslaan: 1. Sla de gewenste AirWare versie op een SD kaart op. 2. Kies Firmware actualiseren in Opties van het menu SD kaart. De map wordt weergegeven. 3. Kies uit de map de gewenste AirWare versie. Bij de installatie is het display donker. De oranje Spektrum LED balken knipperen en de status wordt weergegeven. Schakel de zender tijdens de update niet uit. De zender firmware informatie verschijnt onder het serienummer tussen de beide pijlen. Let op het versienummer voordat u op community.spektrumRC.com de firmware actualiseert. Aanwijzing: Schakel de zender tijdens de update niet uit, omdat dit de zender zou kunnen beschadigen. 72 FUNCTIELIJST Bij het inschakelen van de zender wordt het hoofddisplay weergegeven. Druk de roltoets eenmaal in om de functielijst op te roepen. Servo instelling In dit menu programmeert u de volgende instellingen: • Servoweg • Sub-trim • Draairichting Servoweg De servoweg definieert de totale uitslag en de eindpunten van een servo. Zo stelt u de servoweg van een kanaal in: 1. Scroll naar het kanaal dat u wilt instellen en druk op de roltoets. a. Centreer de stuurknuppel als u beide richtingen tegelijkertijd wilt instellen b. Beweeg de stuurknuppel in de richting die u wilt instellen en houd hem daar. Stel de servoweg in. 2. Scroll naar links of rechts om de waarde in te stellen. Druk de roltoets in om te bevestigen. Sub-trim De functie Sub-trim definieert de middenpositie in de servoweg. Let op: Gebruik alleen kleine Sub-trim-waarden, zodat de maximale uitslag van een servo (in beide richtingen) niet overschreden wordt. Draairichting Gebruik de functie Draairichting om de werkrichting van een servo om te keren, bijvoorbeeld wanneer het hoogteroer naar boven in plaats van naar beneden moet gaan. Om de draairichting van een kanaal om te draaien: 1. Scroll naar Servoweg en druk de roltoets in. Scroll naar links totdat Draairichting verschijnt en druk opnieuw om de keuze te bevestigen. 2. Scroll naar het kanaal dat u wilt omdraaien en druk de roltoets in. Wanneer u het gaskanaal omdraait verschijnt er op het display een bevestigingsvraag. Kies JA om het kanaal om te draaien. Daarna wordt u er aan herinnerd om de zender en ontvanger opnieuw te binden. Voer altijd een functietest uit nadat u deze instellingen heeft gedaan, om te controleren of het model correct reageert. Let op: Bind de zender en de ontvanger altijd opnieuw wanneer u het gaskanaal heeft omgedraaid. Wanneer u dit niet doet heeft dit tot gevolg dat bij het activeren van de Failsafe-functie het gas naar volgas gaat. Let op: Bind de zender en ontvanger na het instellen van de servo’s opnieuw, om de correcte Failsafe-posities op te slaan. 73 D/R en Exponential Dual Rate en Exponential zijn beschikbaar voor de kanalen rolroer, hoogteroer en richtingsroer. Zo stelt u Dual Rate en Exponential in: 1. Scroll naar het kanaal en druk de roltoets eenmaal in. Scroll naar links of naar rechts en kies het kanaal uit dat u wilt wijzigen. Druk daarna de roltoets ter bevestiging opnieuw in. 2. Scroll naar Dual Rate en druk de roltoets in. Scroll naar links of rechts om de waarde te veranderen en ter bevestiging de roltoets opnieuw in. De Exponential-functie beïnvloedt de gevoeligheid rond de middenpositie van de stuurknuppel, maar heeft geen invloed op de servoweg. Er zijn positieve en negatieve Exponential-waarden mogelijk. Een positieve waarde verkleint de gevoeligheid in de middenpositie. Een negatieve waarde verhoogt de gevoeligheid en wordt zelden gebruikt. Differentiatie (alleen vliegtuig en zweefvliegtuig) De Differentiatie-functie verkleint de waarde van een rolroeruitslag naar beneden, zonder de waarde naar boven te beïnvloeden. Dit kan een negatief giermoment (bewegen van de vliegtuigneus naar links of naar rechts) bij het gebruik van de rolroeren verminderen. U kunt beschikken over positieve (+) en negatieve (-) instellingen van de Differentiatie, normaal gesproken wordt er echter meer positieve (+) dan negatieve (-) uitslag ingesteld. U kunt deze instellingen aan een schakelaar toewijzen of – Aan- kiezen, zodat de Differentiatie altijd actief is. Zo stelt u de Differentiatie in: 1. Scroll naar Schakelaars en druk de roltoets in. Draai naar rechts om Aan te kiezen (Differentiatie is altijd aan) of wijs aan de Differentiatie een schakelaarpositie toe. 2. Druk de roltoets en seconde in om de keuze op te slaan. 3. Scroll naar Differentiatie en druk de roltoets eenmaal in om de waarde te wijzigen. 4. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op te slaan. Gas uit De functie Gas uit schakelt via een toegewezen schakelaar de motor uit. De Gas uit functie heeft een hogere prioriteit dan elke andere vliegtoestand. Wanneer de functie geactiveerd wordt gaat het gaskanaal naar de geprogrammeerde waarde (normaal gesproken gas uit). Activeer de geprogrammeerde schakelaar om de functie te testen. Controleer de functie op de servomonitor en verzeker u ervan, dat het kanaal naar de gewenste positie gaat. De waarde van 0% staat voor gas laag met de trimming in het midden. Het kan eventueel nodig zijn, dat u voor de correcte instelling negatieve waarden moet programmeren. Let op: Test altijd de instellingen nadat u veranderingen heeft ingesteld om zeker te weten, dat alles zoals gewenst reageert. Gascurve Gebruik het menu Gascurve om de gasinstelling van de knuppel te optimaliseren. Maximaal zijn curven met 7 punten mogelijk. Zo voegt u punten aan een curve toe: 1. Breng de gasstuurknuppel naar de positie, waar u een nieuw punt wilt zetten. 2. Scroll naar Pnt + en druk op de roltoets om een nieuw punt toe te voegen. Zo verwijdert u punten uit een curve: 1. Beweeg de gasstuurknuppel totdat de cursor in de buurt van het punt is, dat uw wilt verwijderen. 2. Scroll naar Pnt – en druk op de roltoets om het punt te verwijderen. Wanneer u verschillende punten heeft geprogrammeerd en één daarvan wilt bewerken, dan moet deze actief zijn voordat u veranderingen kunt doorvoeren. 74 De volgende menuopties staan alleen ter beschikking wanneer ze met het menu Modeltype geactiveerd werden. V-staart differentiatie: Alleen beschikbaar bij zweefvliegtuigtypen wanneer V-staart A of B actief is. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig). Kleppenpositie: Alleen beschikbaar wanneer een 2 rolroer vleugeltype werd gekozen. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig). Kleppensysteem: Alleen beschikbaar wanneer een 2 rolroer vleugeltype werd gekozen. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig). Kleppensysteem: Alleen beschikbaar wanneer vleugeltype met kleppen werd gekozen. Meer informatie hierover leest u in het hoofdstuk Acro (vliegtuig). Pitchcurve: Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u in het hoofdstuk Heli (helikopter). Tuimelschijf: Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u in het hoofdstuk Heli (helikopter). Gyro: Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u in het hoofdstuk Heli (helikopter). Tail Curve: Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u in het hoofdstuk Heli (helikopter). Mixers De mixerfunctie maakt het mogelijk om een kanaal te controleren, dat dan weer op andere kanalen invloed heeft. De mixerfunctie ondersteunt: • Het mixen van een kanaal op een ander kanaal. • Het mixen van een kanaal met zichzelf. • Het toewijzen van een Offset. • Het koppelen van hoofd- en toegewezen trimming. Deze mixers zijn beschikbar voor elk modelgeheugen: • 5 programmeerbare mixers • cyclisch op gas (Heli) • tuimelschijf (Heli) • hoogteroer op klep (Acro) • RO > RI (Acro) • RI op rol/hoogteroer (Acro) • RO > RI (Zwever) • RO > klep (Zwever) • HO > klep (Zwever) • klep > HO (Zwever) Kies het kanaal voor het hoofdkanaal (Master) en het daarbij gemixte kanaal (Slave). Bijvoorbeeld: bij HO > klep is het hoofdkanaal (Master) het hoogteroer en de klep het daarbij gemixte kanaal (Slave). Offset Verander de Offset waarde om de effectieve middenpositie van het daaraan toegewezen kanaal te wijzigen. Positieve of negatieve waarden bepalen daarbij de richting van de Offset. Trimming Om de trimming voor beide kanalen in te stellen activeert u de trimfunctie. Aan de linker kant van het display ziet u hoe de kanalen op de invoer reageren. Om een schakelaar-geactiveerde mixer op de servomonitor te zien moet de schakelaar op actief geschakeld zijn. u kunt mixers met schakelaars activeren. Lees de hoofdstukken Vliegtoestand en Schakelaarkeuze na voor het toewijzen van schakelaars en schakelaarposities. Toewijzen van een mixer aan een schakelaar Om een mixer aan een schakelaarpositie toe te wijzen: 1. Controleer of u zich in het gewenste mixermenu bevindt. 2. Beweeg de schakelaar die u wilt toewijzen. 3. Scroll naar de schakelaarpositie, waarin de mixer actief moet zijn. 4. Druk de roltoets in en houd hem ingedrukt, om de mixer te activeren. Als de box vol is, is de mixer actief. De mixer is actief als de box gevuld is, en inactief wanneer de box open is. u kunt de mixer op meerdere schakelaarposities actief hebben. Tip: Gebruik de Automatische schakelaarkeuze. Let op: Controleer alle instellingen en functies na het wijzigen van mixers. 75 Back mixer Dit type mixer gebruikt gepaarde kanalen, zodat de mixer alle verbonden servo’s in een vliegtuig meeneemt. Zo heeft bijvoorbeeld de mixer op een rolroer bij een 2RO, 2 kleppen vleugel invloed op de beide rolroeren. De kant die u als Slave mixt (bijvoorbeeld linker rolroer LRO) heeft een ander effect dan een mixer op de andere kant (bijvoorbeeld rechter rolroer RRO). Mixt u gas > LRO dan gaan bij een gaswissel de beide rolroeren dezelfde kant op naar boven of naar beneden. Mixt u gas > RRO dan gaan de rolroeren in de tegengestelde richting voor een betere rolfunctie. De Back mixer maakt het mogelijk om met minder mixers optimale resultaten voor de meeste mixerfuncties te bereiken. Met dit feature kunt u een kleppenmixer, een luchtrem of een rol-percentage op gescheiden hoogteroeren programmeren. Reikwijdtetest De reikwijdtetest reduceert het uitgangsvermogen, Daardoor kunt u controleren, of de radioverbinding correct functioneert. Voer vóór iedere vliegsessie een reikwijdtetest uit. Zo voert u een reikwijdtetest uit: 1. Druk de roltoets in, wanneer de zender in het hoofd- of telemetriemenu is. 2. Draai de roltoets naar de Reikwijdtetest en druk dan de roltoets in om de functie te kiezen. 3. Druk, wanneer de reikwijdtetest actief is, de trainerknop in. op het display wordt – Gereduceerd vermogen – weergegeven. Het dusdanig gereduceerde vermogen maakt het mogelijk om de test uit te voeren. 4. Wanneer u de trainerknop loslaat gaat de zender terug naar het volle zendvermogen. Belangrijk: De telemetrie-alarmen zijn tijdens de reikwijdtetest gedeactiveerd. Reikwijdtetest van de DX6 1. Ga met het ingeschakelde systeem ca. 28 meter van het op de grond verankerde model staan. 2. Richt u zich naar het model, zoals u dat tijdens het vliegen zou doen, en activeer de reikwijdtetest. 3. Wanneer het model niet correct op de stuurbevelen zou reageren moet u contact opnemen met de technische service van Horizon Hobby. 4. Voer een reikwijdtetest met aangesloten telemetrie-module uit, bekijk de Flight Log data op het display. Klok Met de DX6 klok kunt u een stopwatch- of Countdownfunctie activeren, die op het hoofddisplay wordt weergegeven. Wanneer de geprogrammeerde tijd om is hoort u een alarm. De klok kan met een schakelaar of automatisch, wanneer de gasknuppel over een bepaalde positie heengaat, gestart worden. Voor de weergave van de bedrijfstijd van een model zijn er op het hoofddisplay twee timers beschikbaar. Ook is er een klok voor de totale systeemtijd beschikbaar. Timer-schakel en Timer-controle-alarm Druk op Verder om te wisselen naar het Timer-schakel-menu. Hier kunt u de volgende alarmen activeren: • Countdown alarm bij iedere minuut • alarm bij de resterende minuut • alarm bij de resterende 30 seconden • 10 tot 1 seconde resterend • afgelopen tijd alarm en elke minuut Druk op Verder om naar het menu Timer-controle-alarm te wisselen. de mogelijke opties zijn hier: Timer start, Timer stop en Timer reset. 76 Telemetrie Het telemetriemenu bevindt zich in de systeeminstelling en in de functielijst, zodat u vanuit beide niveaus in deze functie kunt komen. Om de telemetrie-data te wissen moet u de zender en ontvanger uitschakelen. Min en max waarden kunnen door indrukken van de Clear button gewist worden. wijzig NOOIT de telemetrie-instellingen bij een ingeschakeld vliegtuig. Daardoor wordt het HF signaal onderbroken en kan een “Hold” het gevolg zijn. Gesproken bericht gebruikersgedefinieerde gebeurtenis Met deze functie kunt u gebruikersgedefinieerde alarmen of gebeurtenissen definiëren. U kunt met deze functie bijvoorbeeld door middel van een gesproken bericht geïnformeerd worden over een schakelaar-gebeurtenis of een gesproken keten. Om een nieuwe gebeurtenis toe te voegen gaat u naar het menu Taal-instellingen en kiest u met de roltoets Nieuw Sound gebeurtenis toevoegen. U kunt daarbij kiezen tussen een schakelaarbericht of een gesproken keten. Schakelaargebeurtenis Gebruik dit feature voor hoorbare telemetrie-informatie bij bepaalde schakelaarposities of alarmen, zoals bv. landingskleppen of mixers actief. Begin met de keuze van de schakelaar, die u voor het bericht wilt gebruiken, en kies dan de gewenste instelling naast elke schakelaarpositie. Gesproken keten De functie van de Gesproken keten kan voor alarmen worden gebruikt, wanneer een schakelaar voor een serie van gebeurtenissen wordt bewogen. Begin met de keuze van de schakelaar uit de lijst. Wanneer dit gedaan is, gaat het systeem een stap verder. U kunt hier ook het aantal herhalingen vastleggen. Wanneer deze functie op UIT is gezet wordt de functielijst maar één keer uitgevoerd. Wanneer de schakelaarpositie dan aan het einde van de lijst is, begint deze niet van voren aan. Wanneer ze actief is geschakeld begin de lijst weer opnieuw, zodra de schakelaar bediend wordt. U kunt met de Gesproken keten maximaal 16 berichten na elkaar met de schakelaar oproepen. Kies vervolgens het soort bericht / alarm. Hier kunt u kiezen uit een serie alarmen, inclusief telemetrie-alarmen en vliegtoestanden of commando’s. 77 Systeeminstelling Druk hier om het menu systeeminstelling vanuit de functielijst te bereiken. U ziet een waarschuwing op het display, dat het HF deel gedeactiveerd wordt en de zender daardoor niet meer zendt. Druk op JA wanneer u zeker weet dat u naar het menu systeeminstellingen wilt. Wanneer u niet van menu wilt wisselen drukt u op NEE, waardoor u het menu verlaat en doorgaat waar u gebleven was. Wanneer u niet op JA of NEE drukt beëindigt het systeem het menu na 10 seconden. Waarschuwing: Druk niet op JA totdat het model uitgeschakeld of verankerd is. Servomonitor De servomonitor geeft de positie van elke servo grafisch en numeriek weer. Dat is bij de programmering van verschillende functies erg handig. De weergegeven numerieke waarde komt overeen met de mix- of servowegwaarde. (100% servoweg komt overeen met 100% weergave op de servomonitor.) 78 ACRO (VLIEGTUIG) Acro model type Aanwijzing: Lees voor de grootte van de stuuruitslagen de handleiding bij uw model. Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of het model zoals gewenst reageert. Vleugelkeuze Met de functie Vleugelkeuze kiest u de soort vleugel en staart uit, die bij uw model horen. In het menu worden daarbij diagrammen en namen weergegeven. Kies het vleugel- en staarttype voordat u andere programmeringen doet. Vleugel • Normaal • Flaperon* • 2 Rolroeren • 1 Rolroer 1 klep* • 2 Rolroeren 1 klep • Elevon A* • Elevon B* * De keuze van meerdere rolroeren activeert de optie Differentiatie. Staart • Normaal • V-staart A** • V-staart B** • Twee hoogteroeren • Twee richtingsroeren ** V-staart en V-staart B dienen als interne Servoreverse functie. Als A niet correct is moet u de B-variant proberen. Aanbevolen servo-aansluitingen Vleugel met 2 RO V-staart Elevon vleugel A AUX1 servo aansluiting (linker rolroer) B AILE servo aansluiting (rechter rolroer) C ELEV servo aansluiting (linker V-staart) D RUDD servo aansluiting (rechter rolroer) E AILE servo aansluiting (linker rolroer) F ELEV servo aansluiting (rechter rolroer) 79 Elevon servo-aansluiting De mogelijke servoreverse-opties vindt u hier: rolroer normaal normaal reverse reverse hoogteroer reverse normaal reverse normaal richtingsroer links richtingsroer rechts hoogteroer up hoogteroer down rolroer links rolroer rechts Tip: Heeft u alle servo-omkeer opties getest en lopen de roeren nog steeds in de verkeerde richting, wissel dan het vleugeltype van Elevon A naar Elevon B. Landingskleppen Het menu Landingskleppen ondersteunt de kleppenprogrammering en de hoogteroermixer. Om het menu te kunnen kiezen moet u een vleugel met kleppen geselecteerd hebben. 1. Kies in de systeeminstelling Modeltype. 2. Kies een vleugel met kleppen en verlaat de systeeminstelling. 3. Wissel van het hoofdmenu naar de functielijst en kies Landingskleppen. 4. Scroll naar Uit en kies door draaien de schakelaar of schuif, waarmee u het kleppenkanaal wilt controleren. 5. Wijs de servowegen aan de kleppen toe en de eventueel gewenste compensatie van het hoogteroer. 6. Kies indien gewenst de kleppensnelheid. De fabrieksinstelling Norm heeft geen tijdsvertraging. De tijdsvertraging kan van 0,1 tot 30 seconden worden ingesteld. ACRO Mixers Richtingsroer op rolroer/hoogteroer mixer De richtingsroer rolroer/hoogteroer mixer ondersteunt het vasthouden van de vliegkoers bij de mesvlucht (‘knife edge’). • Mix een percentage hoogteroer bij indien het vliegtuig de tendens heeft om richting landingsgestel of cockpit weg te draaien. • Mix een percentage rolroer bij indien het vliegtuig bij de mesvlucht wil rollen. Rolroer op richtingsroer mixer Gebruik de rolroer op richtingsroer mixer om het ongewenste draaimoment, dat bij enkele vliegtuigen (bv. Piper J3 Cub) tijdens het maken van een bocht kan optreden, te compenseren en de stuurcoördinatie te vereenvoudigen. Hoogteroer op klep mixer Mix de hoogteroer op klep mixer om met de hoogteroerstuurknuppel de kleppen aan te sturen. Dat kan als spoilerfunctie bij 3D vlucht worden gebruikt. Deze mixer is beschikbaar wanneer kleppen of duale rolroeren in de vleugelkeuze werden geselecteerd. 80 HELI (HELIKOPTER) Heli model type Aanwijzing: Lees voor informatie over het programmeren de handleiding bij uw helikopter, gyro of governor. Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of de helikopter zoals gewenst reageert. Tuimelschijftype Kies in het menu Tuimelschijftype de tuimelschijf, die overeenkomt met uw helikopter. Kies het tuimelschijftype voordat u andere programmeringen zoals de servo-instelling doet, omdat deze keuze directe invloed op verdere programmeringen heeft. Gas / pitch richting In dit menu kiest u of u volgas / -pitch stuurt door te duwen (stuurknuppel naar voren) of te trekken (stuurknuppel naar achteren). De beschikbare modi zijn stationair naar achteren / stationair naar voren. U bereikt dit menu via het menu Tuimelschijf en het indrukken van Verder >>. De functie maakt het mogelijk om de gas/pitch richting om te draaien, alle andere functies, trimmingen, curven werken dan probleemloos verder. Pitchcurve Deze functie ondersteunt de instelling van de collectieve pitch (het op en neer bewegen van de tuimelschijf met de tuimelschijfservo’s) in 5 vliegtoestanden. Zo programmeert u de pitchcurve: 1. Kies de pitchcurve die u wilt bewerken (N, 1 of 2). 2. Scroll naar rechts om de punten van de curve te selecteren en de desbetreffende waarden in te voeren. 3. Druk op de Terug knop om de invoer op te slaan en terug te gaan naar de functielijst. 81 Tuimelschijf In het menu Tuimelschijf doet u de volgende instellingen: • Tuimelschijfmixer • Exponential • E-ring • Hoogteroer (Nick) compensatie U kunt positieve of negatieve tuimelschijfwaarden voor de richting programmeren, zodat de helikopter in de juiste richting stuurt. Voordat u instellingen in dit menu doet, moet u er zich van overtuigen dat de servo’s de juiste kant op werken. Wijzig eventueel de servoweg in de servo-instellingen. Beweegt de hele tuimelschijf zich naar boven of naar beneden: 1. Voer de mixwaarden voor de rol- en hoogteroerkanalen in. Wanneer de servo’s niet dezelfde kant op werken moet u de richting in de mixer veranderen, door bijvoorbeeld een positieve mixerwaarde in plaats van een negatieve waarde in te voeren. 2. Voer de mixwaarden voor de pitch in. Wanneer de tuimelschijf niet de juiste kant op zou gaan moet u de richting veranderen door de waarden aan te passen (negatieve in plaats van positieve waarden). Activeer bij het gebruik van servo’s met een standaard stuurarm altijd de Expo-functie. De Expo-functie resulteert in een lineaire beweging van een draaiende servo. Wanneer u deze functie niet inschakelt beweegt de servo-arm zich in een boog, wat leidt tot kleinere uitslagen in de eindpunten van de servoweg. Aanwijzing: Activeer de Expofunctie niet wanneer u lineaire servo’s gebruikt. Elektronische E-ring Dit feature verhindert het vastlopen van de servo’s als som van de geprogrammeerde cyclische- en pitchwaarden. Gyro De menufunctie Gyro assisteert u bij de programmering van de gyrofunctie of de bijbehorende vliegtoestanden. Wijs het kanaal, waaraan de gyro aan de ontvanger is aangesloten, toe en een schakelaar voor de gyro-opties. U kunt ook waarden voor beschikbare schakelaarposities toewijzen (er zijn afhankelijk van de schakelaar maximaal 5 waarden beschikbaar). Controleer in ieder geval of de gyro juist werkt en naar de juiste richting compenseert. Hekmixer Deze functie mixt de verhouding tussen hekrotor-toerental met de gas/pitch om het koppel van de hoofdrotor te compenseren, wanneer er geen Heading Lock gyro of een rate Mode op de gyro wordt gebruikt (zie gemeenschappelijke systeem functies). Meer informatie over het programmeren van curven vindt u in het hoofdstuk Pitchcurven. Mixers Cyclisch > gas De mixer cyclisch > gas verhinder een afnemen van het toerental wanneer roll, nick of hekrotor wordt gestuurd. De mixer verbindt gas met cyclische stuurinputs. Bij volgas verhindert de programmering een vastlopen van de servo’s. Belangrijk: Gebruik geen cyclisch > gas mixer wanneer u een toerenregelaar (Governor) toepast. Om te controleren of de mixer correct en in de juiste richting werkt, zet u de schakelaar voor de vliegtoestand in een actieve positie. Beweeg de geprogrammeerde cyclische kanalen of de hekrotor en let op de gaspositie. De gaspositie moet hierbij hoger worden. Wanneer de gaspositie juist lager zou worden is een tegengestelde waarde (positief/negatief) nodig. Tuimelschijf De tuimelschijfmixer corrigeert tijdsproblemen bij rolroer (roll) op hoogteroer (nick) en hoogteroer (nick) op rolroer (roll). Wanneer de mixer juist geprogrammeerd is, reageert de helikopter accuraat op roll en pitch met minimale interactie. 82 ZWEEFVL. (ZWEEFVLIEGTUIG) Zweefvl. (zweefvliegtuig) Aanwijzing: Lees voor de grootte van de stuuruitslagen de handleiding bij uw zweefvliegtuigmodel. Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of het model zoals gewenst reageert. Vleugelkeuze Kies in het menu Vleugeltype de vleugel en het staarttype uit die bij uw model hoort. Op de diagrammen en aanduidingen in het menu kunt u zien welke keuzes er beschikbaar zijn. Kijk voor meer informatie over firmware updates, die deze optie ondersteunen, op www.spektrumrc.com Vleugel • 1 Servo • 2 Rolroeren* • 2 Rolroeren 1 klep* • 2 Rolroeren 2 kleppen* * De keuze van meerdere rolroeren activeert de optie Differentiatie. Staart • Normaal • V-staart A** • V-staart B** ** De keuze van één van beide activeert de optie V-staart differentiatie. Motor • Uit • Toegewezen aan een schakelaar (optioneel) Welfkleppen De functie Welfkleppen is alleen beschikbaar wanneer u een vleugeltype met 2 of 4 rolroeren in de zweefvliegtuigmodus heeft gekozen. De welfkleppenfunctie maakt het voor elk rolroer, elke welfklep en het hoogteroer mogelijk om bij elke vliegtoestand naar een specifieke positie te gaan. Een snelheidsfunctie is ook beschikbaar, die een vertraging van de kleppenpositie bij het wisselen van de vliegtoestand van maximaal 30 seconden mogelijk maakt. Wanneer u de schakelaar van de vliegtoestand naar de gewenste positie beweegt, verandert de naam van de vliegtoestand en worden de nieuwe actieve waarden weergegeven. Kleppensysteem De functie Welfkleppen is alleen beschikbaar wanneer u een vleugeltype met 2 of 4 rolroeren in de zweefvliegtuigmodus heeft gekozen. De kleppen kunnen tijdens het vliegen ingesteld worden en worden ook als remsysteem (Crow of Butterfly) gebruikt. Ze kunnen aan verschillende schuiven of aan de kleppenstuurknuppel onafhankelijk in elke vliegtoestand worden toegewezen. 83 Zweefvliegmixers Voor elk van deze mixers kunt u een vliegtoestand met verschillende percentages programmeren, of ook 0% wanneer er voor deze vliegtoestand geen specifieke mixer hoeft te zijn. De programmeerbare waarden beslaan een onafhankelijke controle over de richting en het percentage van het bijgemixte roervlak (Slave) ten opzichte van de vleugel/het roer (Master). Rol- op richtingsroer mixer De rol- op richtingsroer mixer wordt voor het gecoördineerde vliegen van bochten gebruikt. Wanneer deze mixer actief is beweegt bij het sturen van de rolroeren het richtingsroer in dezelfde richting mee. (Rolroer rechts geeft richtingsroer rechts) Wanneer de vliegtoestand via een schakelaar wordt bediend, is het mogelijk om via een optionele tweede schakelaar maximaal drie rol- op richtingsroer mixerwaarden te schakelen, die dan alleen in deze vliegtoestand actief zijn. Rolroer op klep mixer De rolroer op klep mixer maakt het mogelijk dat de gehele beweegbare achterkant van de vleugel als rolroer te gebruiken. Wanneer de mixer op actief geschakeld is bewegen bij het sturen van rolroer de welfkleppen mee. Programmeer deze mixer altijd zo, dat rolroer en kleppen aan dezelfde kant van de vleugel ook samen naar dezelfde kant uitslaan. Hoogteroer op kleppen mixer De hoogteroer op kleppen mixer veroorzaakt meer lift en maakt kleinere bochten mogelijk. De gehele achterkant van de vleugel (rolroer en kleppen) werkt daarbij als klep wanneer het hoogteroer gestuurd wordt. Een Offset is ook mogelijk, die normaal gesproken als Snap Flap functie wordt gebruikt. Bij de Snap Flap functie blijft de mixer inactief totdat de Offset waarde bereikt is. Normaal gesproken wordt hier 70% hoogteroer naar boven geprogrammeerd, zo dat bij een roerinput van meer dan 70% de mixer actief wordt en meer lift voor kleinere bochten ter beschikking staat. Klep op hoogteroer De klep op hoogteroer mixer voorkomt dat het model gaat pompen bij rem-instellingen zoals Crow of Butterfly. De mixer wordt alleen in het kleppensysteem gebruikt (zie Kleppensysteem). Deze mixer werkt als curve. Het hoogteroer gaat naar beneden bij de eerste 20% kleppenuitslag, vergroot de uitslag bij de volgende 40% en blijft bij 60% tot 100% kleppenuitslag gelijk. Bij zweefvliegtuigen met rolroeren, buitenste rolroeren (Tips) en kleppen moet u er op letten, dat u het juiste vleugeltype kiest, zodat de buitenste roeren (Tips) als RRO en LRO zijn gekozen. Vergroot of verklein de servoweg van de Tip-rolroeren met een RO > RRO mixer. V-staart differentiatie In het menu V-staart differentiatie kunt u het percentage van de differentiatie naar boven of naar beneden programmeren. Positieve differentiatie-waarden verkleinen het percentage van de roeruitslag naar beneden, zonder de uitslag naar boven te beïnvloeden. Negatieve differentiatie-waarden verkleinen het percentage van de roeruitslag naar boven, zonder de uitslag naar beneden te beïnvloeden. De V-staart differentiatie is alleen actief, wanneer als vliegtuigtype V-staart A V-staart B werd gekozen. Zo stelt u de V-staart differentiatie in: 1. Scroll naar Schakelaars en druk de roltoets in. Draai naar rechts om – Aan – te kiezen (differentiatie is altijd aan) of wijs aan de differentiatie een schakelaar toe. 2. Druk de roltoets een seconde in om de keuze op te slaan. 3. Scroll naar Differentiatie en druk de roltoets eenmaal in om de keuze te wijzigen. 4. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op te slaan. 84 MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN Wisselen van stuurmode U kunt uit de stuurmodi 1, 2, 3 of 4 kiezen. Deze ombouw vereist een programmering en een mechanische ombouw. Programmeren van de modewissel: 1. Ga naar de Systeeminstellingen en kies de gewenste stuurmode. 2. Verlaat het menu om de keuze op te slaan. 3. Schakel de zender uit en verwijder de zenderaccu. Nadat u de stuurmode in de systeeminstellingen heeft gewijzigd moet de mechanische ombouw uitvoeren. Mechanische ombouw Let op: Schakel de zender altijd uit, maak de zenderaccu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of de ratel instelt. Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade. Een mechanische ombouw is nodig bij een wissel van mode 1 naar mode 2 of van mode 3 naar mode 4. Hiervoor zijn de volgende stappen nodig: 1. Omwisselen van de gasratel 2. Instellen van de centreerschroef voor het hoogteroer (neutralisatie) 3. Ombouw van de gasbegrenzers Omwisselen van de gasratel 1. Maak de accu of batterijhouder van de zender los en leg hem apart. 2. Verwijder de 8 Philipsschroeven inclusief de beide schroeven van de antenneafdekking, om de achterste behuizing te verwijderen. 3. Leg de zender met de voorkant naar beneden op een zachte doek of op een stuk schuimrubber. Maak voorzichtig de antenneafdekking los en leg deze samen met de achterkant van de zender apart. Let op: Let er op, dat u geen kabels van de achterzijde los maakt of er aan trekt. 4. 5. Zoek de beide zilverkleurige gasratels. Eén van de ratels is voor de instelling van de wrijving en de andere is de gasratel zelf. Om de ratels om te wisselen moet u de schroef zover losmaken, dat de ratel het mechaniek niet meer raakt, en moet u de schroeven op het andere knuppelaggregaat aantrekken. Wanneer u alleen de wrijving wilt instellen moet u het onderdeel Instellen van de gasknuppelwrijving lezen. 85 Instellen van de centreerschroef voor het hoogteroer Bij een wisselen van 1 naar 2 of van mode 3 naar 4 moet u de centreerschroef voor het hoogteroer instellen. 1. Hou het hoogteroer of de gasknuppel helemaal naar boven of helemaal naar beneden wanneer u de schroef afstelt. U verkleint daarmee de veerkracht en het instellen is makkelijker. 2. Zoek de cardanbeugel waar de schroef zich bevindt. Gebruik een Philips schroevendraaier om de schroef vast te draaien. Het vasttrekken van de schroef ontkoppelt de veer. 3. Maak de veer aan der andere kant los totdat deze werkt. Ombouw van de gasbegrenzers De gasbegrenzers verkleinen de mechanische uitslag van de gasknuppel. Wanneer u de stuurmode van 1 naar 2 of van 3 naar 4 ombouwt moet u de begrenzers ombouwen. 1. Beweeg d knuppel een beetje om de bovenste en onderste gasbegrenzer met de schroeven los te maken. 2. Schroef de gasbegrenzers aan de andere knuppelaggregaat weer vast. Montage van de zender 1. Monteer de achterkant van de zender weer. Let er op, dat er geen kabels of draden beklemd raken. 2. Neem de acht Philips schroeven en draai deze weer vast. 3. Breng de batterijhouder of de optionele accu weer aan. 4. Schakel de zender in. Wanneer het kalibratie-menu verschijnt beweegt u de stuurknuppels naar de hoeken en terug naar het midden, om de controles te kalibreren. 86 Instelling van de stuurknuppel veerkracht Stel de veerkracht in met behulp van de schroeven, die door de gaten in de achterzijde van de zender bereikbaar zijn. 1. Om de veerkracht in te stellen moet u de bovenste helft van de rubberen handgrepen aan de achterkant van de zender lostrekken. 2. Verdraai de schroeven met behulp van een kleine Philips schroevendraaier in de met de verticale of horizontale pijlen gemarkeerde gaten. Aanwijzing: Test na het verdraaien van de schroeven altijd de stuurknuppel, om te controleren of de instelling niet te hard of te zacht is. Als de schroef te hard wordt aangetrokken zou dit de veer kunnen beschadigen. Wanneer u de schroef te los draait, zou dit er toe kunnen leiden dat de veer losraakt en een kortsluiting in de zender veroorzaakt. Let op: Schakel altijd de zender uit, maak de accu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of ratel instelt. Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade. Functie 1. Instelling veerkracht 2. Instelling ratel 3. Wissel stuurmode Instelling van de stuurknuppel veerkracht Om de wrijving in te stellen: 1. Verwijder de rubber dopjes. 2. Gebruik een kleine schroevendraaier om de schroef voor het instellen van de wrijving te verdraaien. 3. Bevestig de rubberdopjes weer. Let op: Schakel altijd de zender uit, maak de accu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of ratel instelt. Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade. Instellen van de gasratel De sterkte van de gasratel kan door de piloot worden ingesteld. Hiervoor moet alleen het bovenste gedeelte van de achterste handgreep iets worden losgemaakt. De behuizing hoeft hiervoor niet gedemonteerd te worden. De ratel kan van een merkbare weerstand tot heel zacht worden ingesteld. Zo stelt u de gasratel in: 1. Maak voor het instellen van de ratel op de gasknuppel de bovenkant van de handgrepen/ rubberen afdekkingen aan de achterkant van de zender los. U hoeft alleen het bovenste gedeelte van de afdekking los te maken om bij de instelschroeven te komen. De hele afdekking hoeft NIET losgemaakt te worden. 2. Gebruik voor het vaster of losser draaien een kleine Philips schroevendraaier. 3. Wanneer u de instelling heeft gedaan bevestigt u de afdekking weer. Instellen van de lengte van de stuurknuppels 1. Draai een 2mm inbussleutel in de inbusschroef in de stuurknuppel en draai deze los. 2. Draai de stuurknuppel met de klok mee om hem korter te maken, tegen de klok in om hem langer te maken. 3. Schroef de inbusschroef na het instellen weer vast. 87 HULP BIJ PROBLEMEN Probleem Het systeem verbindt niet (tijdens het bindproces) Vliegtuig verbindt zich (na het binden) niet met de zender De ontvanger gaat na en korte afstand tot de zender in de Failsafemodus Ontvanger stopt met werken Ontvanger verliest binding Ontvanger knippert na de landing langzaam (allen DSM2) Flight Log tekent ongewenst aantal Fade Losses of Hold op of reageert niet normaal op controles mogelijke oorzaak Zender en ontvanger zijn te dicht bij elkaar. Zender en ontvanger bevinden zich te dicht in de buurt van metalen voorwerpen. De bindstekker zit niet juist in de bindpoort. De vliegaccu/zenderaccu is niet voldoende geladen. Zender en ontvanger zijn te dicht bij elkaar. oplossing Beweeg de ingeschakelde zender verder weg van de ontvanger en sluit de vliegaccu opnieuw aan. Ga uit de buurt van grote metalen voorwerpen (auto’s e.d.) Zender en ontvanger bevinden zich te dicht in de buurt van metalen voorwerpen. Bindstekker in de bindaansluiting laten zitten. Vliegtuig is aan een ander modelgeheugen gebonden (alleen zender met ModelMatch). De vliegaccu/zenderaccu is niet genoeg geladen. Zender werd met een ander DSM protocol verbonden. Satellietontvanger of verlengkabel beschadigd. Controleer of de ontvangerantenne niet afgesneden of beschadigd is. Hoofd- en externe ontvanger zijn te dicht bij elkaar. Lage accuspanning. Losse of beschadigde kabels of stekkers tussen accu en ontvanger. Bindbutton werd vóór het inschakelen ingedrukt. Stroomuitval van ontvanger tijdens het vliegen. Systeem werd ingeschakeld en is verbonden, dan werd ontvanger zonder zender uitgeschakeld. Slechte ontvangst. Ga uit de buurt van grote metalen voorwerpen (auto’s e.d.) Elektrische storingen. Onvoldoende stroomvoorziening. Steek de bindstekker juist in de bind-aansluiting en bind opnieuw, Laad/vervang de accu’s. Beweeg de ingeschakelde zender verder weg van de ontvanger en sluit de vliegaccu opnieuw aan. Bind de zender opnieuw en verwijder de bindstekker voordat u weer inschakelt. Kies het juiste modelgeheugen in de zender. Laad/verwissel de accu Bind het model aan de zender. Benodigde satellietontvanger niet aangesloten. Vervang of neem contact op net de technische service van Horizon Hobby. Monteer de hoofd- en externe ontvanger minimaal 51 mm uit elkaar en in een rechte hoek t.o.v. elkaar. Laad de vliegaccu helemaal op. Controleer kabels en stekkers tussen accu en ontvanger. Bind volgens de aanwijzingen bij het binden. Controleer de accuspanning. Zet de zender pas na de ontvanger uit. Positioneer de externe ontvanger opnieuw voor betere RF ontvangstkwaliteit. Controleer of storingen van servo’s of motoren de regelaar of ontvanger beïnvloeden. Controleer het stroomverbruik van het model en verhoog de accucapaciteit of verminder het verbruik. Controleer of alle accu’s helemaal geladen zijn en het BEC-systeem voldoende vermogen heeft. 88 GARANTIE EN SERVICE INFORMATIE Garantieperiode Exclusieve garantie – Horizon Hobby LLC (Horizon) garandeert dat het gekochte product vrij van materiaal- en montagefouten is. De garantieperiode komt overeen met de wettelijke bepalingen van het land waarin het product werd aangeschaft. In Duitsland bedraagt de fabrieksgarantieperiode 6 maanden en de wettelijke garantieperiode 18 maanden na het einde van de fabrieksgarantie. Garantiebeperkingen (a) De garantie wordt alleen aan de eerste koper verleend en is niet overdraagbaar. De aanspraak van de koper bestaat uit de reparatie of het omwisselen in het kader van deze garantie. De garantie heeft uitsluitend betrekking op producten, die bij een erkende Horizon handelaar gekocht werden. Verkopen aan derden worden door deze garantie niet gedekt. Aanspraken op garantie worden alleen geaccepteerd als een geldig aankoopbewijs getoond kan worden. Horizon behoudt het recht om deze garantiebepalingen zonder aankondiging te wijzigen of aan te passen en herroept daarmee bestaande garantiebepalingen. (b) Horizon biedt geen garantie voor de verkoopbaarheid van het product, de vaardigheden en de lichamelijke conditie van de consument voor een bepaald gebruiksdoel van het product. De koper zelf is ervoor verantwoordelijk om na te gaan of het product aansluit bij zijn vaardigheden en het gebruiksdoel. (c) Aanspraken van de koper – Alleen Horizon heeft het recht om te beslissen of het product dat voor garantie in aanmerking komt gerepareerd of vervangen wordt. Dit zijn de exclusieve rechten van de koper, wanneer er een defect wordt vastgesteld. Horizon behoudt zich het recht voor om alle toegepaste componenten te controleren, die bij het garantiegeval betrokken zijn. De beslissing of het product gerepareerd of vervangen wordt ligt alleen bij Horizon. De garantie sluit cosmetische defecten of defecten die ontstaan zijn door overmacht, verkeerde behandeling van het product, foutief gebruik van het product, commerciële toepassingen of modificaties op welke manier dan ook, uit. De garantie sluit schades die door verkeerde inbouw, foutief gebruik, ongelukken ,service of reparatiepogingen, die niet door Horizon werden veroorzaakt, uit. Voor retourzendingen door de koper direct aan Horizon of aan een van de vertegenwoordigingen is de schriftelijke toestemming van Horizon nodig. Schadebeperking Horizon is niet voor directe of indirecte gevolgschade, inkomensderving of commerciële verliezen, die op de één of andere manier met het product samenhangen verantwoordelijk, onafhankelijk van het feit of een aanspraak in samenhang met een contract, fabrieksgarantie of wettelijke garantietermijn gemaakt wordt. Horizon zal ook geen aanspraken op een garantiegeval accepteren die boven de individuele waarde van het product uitkomen. Horizon heeft geen invloed op de inbouw, het gebruik of het onderhoud van het product of productcombinaties, die door de koper gekozen worden. Horizon biedt geen garantie en accepteert geen aanspraken voor verwondingen of beschadigingen, die door het gebruik van het product kunnen ontstaan. Met het gebruik en de inbouw van het product accepteert de koper alle genoemde garantiebepalingen zonder beperkingen en voorbehoud. Wanneer u als koper niet bereid bent om deze bepalingen in samenhang met het gebruik van het product te accepteren verzoeken we u om het product in ongebruikte toestand in de originele verpakking en compleet aan uw verkoper terug te geven. Veiligheidsaanwijzingen Dit is een hoogwaardig hobbyproduct en geen speelgoed. Het moet met voorzichtigheid gebruikt worden en vereist enige fysieke en mentale vaardigheid. Wanneer u het product onvoorzichtig of onverantwoord gebruikt kan dit leiden tot verwondingen aan personen of dieren en grote schade aan goederen. Dit product is niet geschikt voor kinderen zonder toezicht van ouders of verzorgers. De handleiding bevat veiligheidsaanwijzingen en voorschriften, alsmede aanwijzingen voor het onderhoud en gebruik van het product. Het is noodzakelijk om deze aanwijzingen vóór het eerste gebruik te lezen en te begrijpen. Alleen zo kan de verkeerde omgang voorkomen en kunnen ongevallen met verwondingen of schade worden verhinderd. Vragen, hulp en reparaties Uw plaatselijke handelaar kan een beoordeling w.b. de garantie niet zonder overleg met Horizon uitvoeren. Dit geldt ook voor reparaties binnen de garantietermijn. Daarom moet u in een dergelijk geval contact opnemen met uw handelaar; deze zal in samenwerking met Horizon uw garantieaanspraak zo spoedig mogelijk behandelen. Onderhoud en reparatie Wanneer uw product onderhouden of gerepareerd moet worden dient u zich of aan de detailhandelaar of direct aan Horizon te wenden. Let er op dat de originele kartonnen verpakking normaal gesproken niet voldoende is om bij een verzending niet beschadigd te worden. Maak gebruik van een pakketdienst met een Tracking functie en een verzekering, omdat Horizon geen aansprakelijkheid aanvaardt voor het transport van het product. Voegt u bij het product uw aankoopbewijs, evenals een uitvoerige beschrijving van het defect en een lijst met alle opgestuurde individuele componenten. Verder hebben we het complete adres, een telefoonnummer voor eventuele vragen en een emailadres nodig. Garantie en reparaties Garantiegevallen worden alleen bewerkt wanneer een origineel aankoopbewijs van een geautoriseerde detailhandelaar aanwezig is, waaruit de koper en de aankoopdatum blijkt. Wanneer een garantiegeval wordt goedgekeurd zal het product gerepareerd of vervangen worden. Deze beslissing kan alleen door Horizon worden genomen. Te betalen reparaties Wanneer er sprake is van een reparatie die door de klant betaald dient te worden stellen we eerst een offerte op, die wij aan uw handelaar doorgeven. De reparatie wordt pas uitgevoerd wanneer wij de toestemming van de handelaar ontvangen. De kosten van de reparatie dienen bij uw detailhandelaar voldaan te worden. Bij betaalde reparaties worden minimaal 30 minuten werkplaatstijd en de retourverzendkosten in rekening gebracht. Zouden wij na 90 dagen nog geen toestemming voor de reparatie hebben ontvangen, dan behouden wij ons het recht voor om het product te vernietigen of voor andere doeleinden te gebruiken. Let op: betaalde reparaties worden alleen aan elektronica en motoren uitgevoerd. Mechanische reparaties, met name bij helikopters en RC-cars zijn extreem tijdrovend en moeten daarom door de koper zelf worden uitgevoerd. 89 GARANTIE EN SERVICE CONTACTINFORMATIE Land van aankoop Duitsland Horizon Hobby Horizon technische service Sales: Horizon Hobby GmbH Adres Christian-Junge-Straße 1, 25337 Elmshorn, Duitsland Telefoon/email-adres +49 (0) 4121 2655 100 [email protected] JURIDISCHE INFORMATIE VOOR DE EUROPESE UNIE Conformiteitverklaring volgens de algemene eisen (ISO/IEC 17050-1:2004, gecorrigeerde versie 2007-0615) No. HH2014050401 Horizon Hobby Deutschland Christian-Junge-Straβe 1 25337 Elmshorn verklaart dat het product: DX6 6 Channel System w/AR610 Receiver (SPM6700EU) apparaatklasse: 2 aan de wettelijke eisen van de par. 3 en aan de overige desbetreffende bepalingen van de FTEG (artikel 3 van de R&TTE) voldoet. Toegepaste geharmoniseerde normen: EN 300-328 V1.7.1: 2006 EN 301 489-1 V1.9.2: 2012 EN 301 489-17 V2.1.1: 2009 EN 60950-1:2006+A11 EN 60950-1:2006+A11:2009+A1:2010+A12: 20111 Robert Peak Bedrijfsleider Klaus Breer Bedrijfsleidster Elmshorn, 04.05.14 Horizon Hobby GmbH; Christian-Junge-Strasse 1 D-25337 Elmshorn Tel.: +49 (0) 4121 3655 100 Fax: +49 (0) 4121 4655 111 e-mail: [email protected]; internet: www.horizonhobby.de Onze algemene voorwaarden zijn geldend, die in onze verkoopruimten kunnen worden ingezien. De waren blijven tot de volledige betaling eigendom van de Horizon Hobby GmbH Aanwijzingen voor het verwijderen van elektronisch afval binnen de Europese Unie. Dit product mag niet met huishoudelijk afval samen worden weggegooid. In plaats daarvan is de gebruiker verantwoordelijk voor het afdanken van dit product, door de apparaten naar een bepaald verzamelpunt voor de recycling van elektronisch afval en elektronische apparaten te brengen. De gescheiden inzameling en de recycling van elektronisch afval helpt om natuurlijke hulpbronnen te sparen en garandeert dat het elektronisch afval op een dusdanige manier wordt verwerkt dat de menselijke gezondheid en het milieu hiervan geen schade ondervinden. Om meer informatie over de locatie van deze verzamelpunten te verkrijgen dient u contact op te nemen met uw gemeente, het bedrijf dat huis afval inzamelt en daar, waar u het product heeft gekocht. 90