Spektrum DX6 NL

Transcrição

Spektrum DX6 NL
SPEKTRUM
DX6
gebruikershandleiding
Aanwijzing
Alle aanwijzingen, garanties en verdere bijbehorende documenten kunnen naar eigen goeddunken op ieder
moment door Horizon Hobby LLC gewijzigd worden. De actuele productliteratuur vindt u op
www.horizonhobby.com onder het tabblad “support” voor het desbetreffende product.
Speciale betekenissen
De volgende begrippen worden in alle productliteratuur gebruikt om u te attenderen op de verschillende risico’s
bij het gebruik van dit product:
AANWIJZING: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er mogelijk schade EN
gering of geen risico op verwondingen ontstaan.
LET OP: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er waarschijnlijk schade EN het
gevaar van zware verwondingen ontstaan.
WAARSCHUWING: Wanneer deze aanwijzingen niet correct worden opgevolgd kunnen er waarschijnlijk
schade, gevolgschade en zware verwondingen OF met hoge waarschijnlijkheid oppervlakkige verwondingen
ontstaan.
WAARSCHUWING: Lees zorgvuldig de HELE handleiding door om u, voordat u het product gebruikt,
vertrouwd te maken met de functies van het product. Wanneer het product niet correct wordt gebruikt kan dit tot
schade aan het product of persoonlijke eigendommen leiden of zware verwondingen veroorzaken.
Dit is een hoogontwikkeld hobbyproduct. Het moet met voorzichtigheid en gezond verstand worden gebruikt en
vereist bepaalde mechanische basisvaardigheden. Wanneer dit product niet op een veilige en verantwoorde
manier wordt gebruikt kan dit leiden tot verwondingen of schades aan het product of aan andere zaken. Dit
product is niet geschikt voor kinderen zonder direct toezicht van een volwassene. Probeer niet zonder
toestemming van Horizon Hobby LLC om het product uit elkaar te halen, het met ongeschikte componenten te
gebruiken of op een andere manier te modificeren.
Deze handleiding bevat aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid, het gebruik en het onderhoud. Het is
absoluut noodzakelijk om vóór de opbouw, aansluiting of het gebruik alle aanwijzingen en waarschuwingen in
het handboek te lezen en op te volgen, zodat het op de daarvoor bedoelde wijze kan worden gebruikt en er geen
schade of zware verwondingen kunnen ontstaan.
WAARSCHUWING MET BETREKKING TOT VERVALSTE PRODUCTEN
Koop uw Spektrum producten altijd bij een erkende handelaar om er zeker van te zijn, dat u een authentiek en
origineel kwaliteitsproduct van Spektrum heeft gekocht. Horizon Hobby wijst elke support, service of garantie
op vervalste producten, die claimen compatibel te zijn met Spektrum of DSM, af.
Niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar. Dit is geen speelgoed.
GARANTIE-REGISTRATIE
Registreer a.u.b. uw product onder www.spektrumrc.com/registration
AANWIJZING: Hoewel DSMX het gebruik van meer dan 40 zenders tegelijkertijd mogelijk maakt dienen er
bij het gebruik van DSM2 ontvangers, DSMX ontvangers in de DSM2 modus of zenders in de DSM2 modus niet
meer dan 40 zenders tegelijkertijd gebruikt te worden.
ALGEMENE AANWIJZINGEN
•
•
•
•
•
•
•
Het gebruik van radiobestuurde modellen biedt u afwissellende uitdagingen en de mogelijkheid om uw
vaardigheid als piloot te verbeteren.
Bij ondeskundig gebruik of gebrekkig onderhoud kunnen modellen een gevaar vormen.
Stuur een model altijd zó, dat u het altijd onder controle heeft.
Zoek de hulp van een ervaren piloot.
Zoek contact met regionale clubs of organisaties, die u informatie kunnen geven over modelvliegvelden.
Schakel eerst de zender en daarna pas de ontvanger in, wanneer u het model wilt gebruiken.
Bind het model opnieuw aan de ontvanger wanneer u alle instellingen heeft beëindigd, zodat de Failsafeinstellingen worden overgenomen.
VEILIGHEID VOOR DE PILOOT
•
•
Let er op dat de accu’s voor uw zender en ontvanger altijd voldoende opgeladen zijn.
Activeer vóór de vlucht de stopwatch, zodat u de resterende vliegtijd in de gaten kunt houden.
47
•
•
•
•
•
Controleer of alle roeren in de juiste richting werken.
Vlieg niet met uw model in de buurt van toeschouwers, geparkeerde voertuigen of andere objecten, die door
het gebruik beschadigd of verwond kunnen raken.
Vlieg niet met het model tijdens ongeschikte weerssituaties. Slecht zicht kan leiden tot desoriëntatie en
verlies van controle veroorzaken. Wind kan leiden tot verlies van controle. Vocht en ijs kunnen het model
beschadigen.
Wijs niet direct met de antenne naar het model. De afstraling aan de punt van de antenne is geringer dan het
signaal, dat van de zijkant van de antenne afkomstig is.
Wanneer u tijdens het vliegen een ongewoon vlieggedrag vaststelt, moet u direct landen en het probleem
eerst oplossen.
DX6 KENMERKEN
•
•
•
•
•
•
•
Direct wisselen met de roltoets naar het telemetrie-menu
Snelle wissel tussen de functielijst en systeeminstellingen zonder de zender uit te schakelen
Gesproken berichten voor telemetrie, waarschuwingen en andere informatie
Instelbaar soundmenu met specifieke DX6 sounds
Toewijzing van 5 vliegtoestanden aan een combinatie van maximaal 2 schakelaars
250 modelgeheugens
Wireless Trainer (draadloze trainerfunctie)
VOORDAT U DE ZENDER GEBRUIKT
Bezoek vóór het gebruik van de zender de community.spektrumrc.com website om uw zender te registreren en
de meest actuele Airware update te laden. Tot aan de registratie van uw zender verschijnt er in het menu een
herinnering. Na de registratie wordt deze niet meer weergegeven.
INHOUD VAN DE SET
• DX6 zender
• AR610 ontvanger (niet in de set bij “alleen zender versies”)
• 4 alkaline batterijen met houder
• gebruikershandleiding
48
INHOUDSOPGAVE
Inleggen van de optionele Lithium zenderaccu
ZENDER FUNCTIES
Hoofdmenu
Navigatie
SD kaart
Inleggen van de SD kaart
Exporteren van het zenderserienummer naar de SD kaart
Actualiseren van de Firmware
BINDEN
Eisen aan de ontvangerstroomvoorziening
Programmeren van de Failsafeposities
SmartSafe Failsafe
Hold Last Command
Preset Failsafe
Leidraad bij de programmering van modeltypen
SYSTEEMINSTELLING
Directe modeltoegang
Systeeminstelling
Setup voor zweefvliegtuigmodellen
Trimming toewijzing
Trimtypes
Nieuw model aanmaken
Model wissen
Model kopiëren
Model terugzetten
Modellijst sorteren
Systeeminstelling
Telemetrie-instellingen
Eenheid
Auto-configuratie van de telemetrie
Alarmen
Telemetrie alarmen
Start
Geactiveerd
Controle vóór de vlucht
Pulsrate
Modulatie
Leraar / leerling
Bekabelde leraar leerling functie
Draadloze leraar leerling functie
Piloot naam
Contrast
Achtergrondverlichting
Mode
Accu alarm
Keuze van de taal
Geen activiteit alarm
Apparaatgeluiden
Trimaanduiding
Export van het serienummer op de SD kaart
Kalibreren van de zender
Vinden van de AirWare software versie
Alle modellen laden
Model veiligstellen
Systeeminstelling
Actualiseren van de Spektrum DX6 sound bestanden
Actualiseren van de Firmware
FUNCTIELIJST
Servoweg
Sub-trim
Draairichting
D/R & Exponential
Differentiatie (alleen vliegtuig en zweefvliegtuig)
Gas uit
Gascurve
Mixers toewijzen van een mixer aan een schakelaar
Back mixer
Reikwijdtetest
Klok
Telemetrie
Gesproken bericht gebruikersgedefinieerde gebeurtenis
Systeeminstelling
Servomonitor
ACRO (vliegtuig)
49
Rolroer
Hoogteroer
Landingskleppen
Tuimelschijftype
Gas / pitch richting
Pitch curve
HELI (helikopter)
Tuimelschijf
Gyro
Hekmixer
Mixers
ZWEEFVL. (zweefvliegtuig)
Vleugelselectie
Welfkleppen
Kleppensysteem
Motor
Zweefvliegmixers
MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN
Modewissel
Programmeren van de modewissel
Wissel van de gasratel
MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN
Instellen van de hoogteroer-centreerschroef
Ombouw van de gasbegrenzer
Montage van de zender
Instelling van de stuurknuppel veerkracht
MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN
Instellen van de stuurknuppel veerkracht
Instellen van de gasratel
Instellen van de stuurknuppellengte
Hulp bij het oplossen van problemen
Garantie en service informatie
Garantie en service contactinformatie
Juridische informatie voor de Europese Unie
ZENDERACCU
Waarschuwingen en veiligheidsaanwijzingen bij het laden van accu’s
Onvoldoende aandacht bij het gebruik van het product in combinatie met de volgende waarschuwingen zouden
kunnen leiden tot foutief functioneren, elektrische problemen, grote hitteontwikkeling, BRAND, verwondingen
en/of schade.
•
Lees vóór gebruik zorgvuldig de hele productliteratuur en veiligheidsaanwijzingen bij het product door.
•
Laat de accu’s nooit door een minderjarige opladen.
•
Laat de accu’s of de adapter nooit vallen.
•
Probeer nooit om beschadigde accu’s te laden.
•
Laad nooit een accupack dat uit verschillende types cellen bestaat.
•
Laad nooit een accu waarvan de kabel beschadigd of ingekort werd.
•
Laat de accu’s of accupacks nooit in contact komen met vochtigheid.
•
Laad de accu’s nooit bij extreme koude, hitte (aanbevolen temperatuur 10 - 27°) of in direct zonlicht.
•
Maak de accu na het laden los van het laadapparaat en laat het apparaat vóór een nieuw gebruik afkoelen.
•
Inspecteer een nieuwe accu vóór het laden.
•
Beëindig bij een foutief functioneren direct alle processen en neem contact op met Horizon Hobby.
•
Houd de accu’s en het laadapparaat verwijderd van materialen die door hitte beïnvloed of warm kunnen
worden (bv. keramiek en tegels)
•
Beëindig direct het laadproces wanneer het laadapparaat of de accu te heet wordt om aan te pakken.
INLEGGEN VAN DE OPTIONELE LITHIUM ZENDERACCU
1. Open het accudeksel aan de achterkant van de zender.
2. Haal de AA-batterijhouder uit de zender en maak de aansluiting los.
3. Verwijder het rechthoekige en platte stuk schuim uit het accuvak.
4. Sluit het accupack (SPMA9602) aan de accuaansluiting in de zender aan.
5. Leg de optionele accu in de zender
6. Bevestig het accudeksel weer op zijn plaats.
AANWIJZING: Wijzig na het inbouwen van de Lithiumaccu in de systeeminstellingen het accutype naar
Lithium, om de grens van het spanningsalarm correct in te stellen.
50
ZENDER FUNCTIES
Functie
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
antenne
luidspreker
schakelaar H
schakelaar G
schakelaar F
gas/rolroer stuurknuppel (mode 1) hoogteroer/rolroer stuurknuppel (mode 2) gas/richtingsroer
stuurknuppel (mode 3) hoogteroer/richtingsroer stuurknuppel (mode 4)
hoogteroertrimming (mode 1,3) gastrimming (mode 2,4)
hoogteroertrimming (mode 2,4) gastrimming (mode 1,3)
roltoets
rechter greep
modewissel
LCD
Clear (wissen) knop
Back (terug) knop
SD kaarthouder
linker greep
oog nekband
richtingsroertrimming (mode 1,2) rolroertrimming (mode 3,4)
hoogteroertrimming (mode 1,3) gastrimming (mode 2,4)
hoogteroer/richtingsroer stuurknuppel (mode 1) gas/richtingsroer stuurknuppel (mode 2)
hoogteroer/rolroer stuurknuppel (mode 3) gas/rolroer stuurknuppel (mode 4)
schakelaar C
schakelaar B
schakelaar A
schakelaar D
bindknop/schakelaar I
LED
De zender wordt als bescherming tijdens het transport geleverd met een dunne transparante kunststoffolie op de
voorste panelen. Vochtigheid in de lucht kan er voor zorgen dat de folie iets loslaat, verwijder de folie indien
gewenst.
51
ZENDER FUNCTIES
Functie
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
draaggreep
instelling van de gas veerkracht (mode 2,4)
instelling veerkracht
modewissel
linker schuif
audio-aansluiting
laadaansluiting bij het gebruik van de optionele Lithium Ion accu
accu-afdekking
trainer-aansluitbus
rechter greep
instelling veerkracht
modewissel
instelling van de gas veerkracht (mode 1,3)
52
HOOFDMENU
Functie
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.
Modelnaam
DSMX/DSM2 (Niet gebonden, indien niet afgebeeld)
Grafische laadstatus zenderaccu Geeft ook het volume aan wanneer de Back button ingedrukt wordt
Digitale aanduiding van de spanning. (Daalt de spanning bij alkaline batterijen onder 4,3 Volt of 6,4
Volt bij LiPo / LiIo accu’s klinkt er een alarm.)
Modeltype
Hoogteroer trimming (mode 2 en 4)
gas trimming (mode 1 en 3)
Rolroer trimming (mode 1 en 2)
richtingsroer trimming (mode 3 en 4)
Modelgeheugen klok/timer
Richtingsroer trimming (mode 1 en 2)
rolroer trimming (mode 3 en 4)
Gas trimming (mode 2 en 4)
hoogteroer trimming (mode 1 en 3)
Klok / timer
NAVIGATIE
• Draai of druk de roltoets in om door menu’s te navigeren, te selecteren of te wijzigen.
• Gebruik de Back (terug) toets om weer naar het voorgaande menu te wisselen, bijvoorbeeld van de mixer
naar de functielijst.
• Gebruik de Clear (wissen) knop om een gekozen waarde in het menu weer terug te zetten naar de
standaardwaarde. (Enkele waarden hebben geen standaardwaarden zoals bijvoorbeeld in het alarm/klok
menu).
• Druk bij een ingeschakelde zender op de Clear en Back knoppen tegelijkertijd om direct toegang te hebben
tot het menu modelkeuze, zonde daarvoor de zender uit en weer aan te hoeven zetten.
• Wanneer u bij het inschakelen de roltoets indrukt en vasthoudt ziet u het systeemmenu.
• Terwijl u zich in het systeemmenu bevindt is het HF deel inactief om een beschadiging van de servo’s of
verbindingen /stuurstangen bij de programmering te voorkomen.
• Wanneer u de zender inschakelt zonder één van de bedieningselementen aan te raken ziet u het hoofdmenu
met een actief modelgeheugen. Drukt u de roltoets vanuit het hoofdmenu in, dan ziet u het menu van de
functielijst.
• Wanneer u de waarde in en menu voor een bepaalde controlepositie wilt wijzigen, beweegt u de controle in
de gewenste richting, markeert u daarmee de waarde die u wilt wijzigen, zoals bijvoorbeeld 0/1/2, op, neer
of links, rechts.
Indrukken Invoer, kiezen of beëindigen
Draaien Wisselen tussen opties of veranderen van waarden in een optie
Vasthouden Ingedrukt houden gedurende drie seconden om naar het hoofdmenu te wisselen.
Tip: De zwarte punt onder het vierkantje geeft de actuele positie van de schakelaar aan. Draaien en indrukken
van de roltoets markeert de box zwart en geeft daardoor aan, dat de waarde of de bediening zich op deze positie
bevindt.
Automatische toewijzing van schakelaars
Om een schakelaar aan een functie of mixer toe te wijzen draait u de roltoets op de keuzebox en drukt u hem dan
in. De keuzebox van de schakelaar moet nu knipperen. Bedien nu de schakelaar aan welke u deze functie wilt
toewijzen en controleer of deze op het display correct wordt weergegeven. Wanneer de keuze correct is drukt u
de roltoets als bevestiging in.
53
SD KAART
Inleggen van de SD kaart
Met de SD kaart (niet in de set inbegrepen) kunt u:
• Importeren (kopiëren) van modellen van andere DX6 zenders
• Exporteren (overbrengen) van modellen naar andere DX6 zenders
• De AirWare software in de zender actualiseren
• Installeren / updaten van sound-bestanden
Zo legt u de SD kaart in de zender:
1. Schakel de zender in:
2. Druk de SD kaart in de opening. Het etiket van de kaart wijst daarbij naar achteren. De kaart past maar
op één manier in de opening. Gebruik geen grote kracht bij het inleggen van de kaart.
Exporteren van het zenderserienummer naar de SD kaart.
Door de export van het serienummer kunt u deze makkelijk via knippen en plakken in het registratiemenu onder
community.spektrumrc.com invoeren.
Zó exporteert u het serienummer:
1. Druk de roltoets in en hou deze ingedrukt terwijl u de zender inschakelt, zodat het menu
systeeminstellingen verschijnt.
2. Scroll door de systeeminstellingen. Druk de roltoets in om een menu te openen.
3. Kies VERDER in de systeeminstellingen en scroll door de extra instellingen.
4. Kies EXPORT wanneer het serienummer verschijnt.
5. Schakel de zender uit en verwijder de SD kaart uit de zender.
6. Steek de kaart in uw computer en open het My_DX6.xml bestand op de kaart.
7. Importeer My_DX6.xml in het registratieformulier op de Spektrum Community pagina
(spektrumrc.com).
Actualiseren van de firmware
AANWIJZING: Bij de update knipperen de oranje LED Spektrum balken en op het display verschijnt er een
statusbalk. Schakel de zender tijdens deze update niet uit. Dit zou systeembestanden kunnen beschadigen.
Exporteer vóór de installatie van de AirWare bestanden altijd alle modellen naar een aparte SD kaart waar de
update niet op staat, omdat de update deze bestanden zou kunnen wissen. Bezoek www.spektrumrc.com voor
meer informatie.
Automatische installatie van de actuele AirWare software
Om de nieuwste actuele versie te installeren:
1. Download de update van Spektrumrc.com en sla het op de SD kaart op.
2. Zet de zender uit en steek de SD kaart in de zender.
3. Zet de zender aan, het update-proces start automatisch.
Handmatige installatie van de actuele firmware
1. Sla de gewenste AirWare versie op een SD kaart.
2. Kies firmware actualiseren in het SD kaarten menu opties. De map wordt nu weergegeven.
3. Kies uit de map de gewenste AirWare versie uit. Bij de installatie is het display donker. De oranje
Spektrum LED balken knipperen en de status wordt weergegeven.
AANWIJZING: Schakel de zender tijdens de update niet uit, omdat dit de zender zou kunnen beschadigen.
54
BINDEN
Binden is het proces waarbij een zenderspecifiek signaal (GUID) aan de ontvanger wordt overgedragen. U moet
de ontvanger opnieuw binden, wanneer de modelprogrammering compleet is uitgevoerd, zodat de Failsafeinstellingen overgenomen kunnen worden.
Het bindproces met gebruik van een ontvangeraccu
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Breng de gasknuppel naar de laagste positie en overtuig u ervan, dat de zender uitgeschakeld is.
Steek de bindstekker in de BIND/DATA poort.
Sluit de ontvangeraccu aan op een willekeurige andere servo-aansluiting van de ontvanger .
Schakel de zender in, terwijl u de bindknop ingedrukt houdt.
Laat de bindknop los, wanneer de ontvanger LED niet meer snel knippert en de LED constant brandt. Dit
geeft aan dat de binding succesvol was. Op het display ziet u informatie over het binden.
Verwijder de bindstekker uit de ontvanger.
Het bindproces met gebruik van een regelaar/ESC
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Breng de gasknuppel naar de laagste positie en overtuig u ervan, dat de zender uitgeschakeld is.
Steek de bindstekker in de BIND/DATA poort.
Verbind de regelaar met de THRO aansluiting van de ontvanger.
Verbind de accu met de regelaar en schakel de regelaar - indien mogelijk - in. De ontvanger LED gaat
snel knipperen wanneer de ontvanger klaar is om te binden.
Schakel de zender in, terwijl u de bindknop ingedrukt houdt.
Laat de bindknop los, wanneer de ontvanger LED niet meer snel knippert en de LED constant brandt. Dit
geeft aan dat de binding succesvol was. Op het display ziet u informatie over het binden.
Verwijder de bindstekker uit de ontvanger.
55
EISEN AAN DE ONTVANGERSTROOMVOORZIENING
Onvoldoende ontvangerstroomvoorzieningen hebben in het verleden voor problemen gezorgd, die onterecht aan
het 2,4GHz systeem werden toegeschreven. De volgende componenten van de stroomvoorziening spelen een rol:
• Ontvangeraccupack (aantal cellen, capaciteit, type cellen, laadstatus, ouderdom)
• BEC systeem van de regelaar en diens belastbaarheid en stabiliteit
• Schakelaarkabel, accukabel, servokabel, spanningsregelaar enz.
De AR610 heeft een minimale spanning van 3,5V onder elke belasting nodig. Test uw stroomvoorziening
grondig volgens de onderstaande richtlijnen:
Richtlijnen voor de test van de ontvangerstroomvoorziening
Wanneer uw ontvangerstroomvoorziening twijfelachtig is, kleine of oude cellen, een zwakke of ongedefinieerde
BEC heeft, moet u met een spanningsmeter de volgende test uitvoeren.
Sluit de voltmeter aan een vrije servo-stekkerplaats bij een ingeschakelde installatie aan. Oefen door druk met
uw hand wat kracht op de servo’s uit. Let daarbij op het display van de voltmeter. De spanning moet ook bij
belasting van alle servo’s niet onder de 4,8 Volt komen.
Let op: Let er bij het laden van Ni-MH accu’s op, dat deze ook helemaal opgeladen worden. Ni-MH accu’s die
met een Delta Peak laadapparaat worden opgeladen, hebben de neiging om een verkeerde Peak (= niet vol
geladen) aan te geven, wat tot een crash van uw model kan leiden.
QuickConnect met weergave onderspanning (Brownout)
Uw AR610 beschikt over de QuickConnect functie met weergave van de onderspanning.
• Wanneer de ontvangerstroomvoorziening onderbroken wordt (Brownout) wordt de verbinding direct weer
opgebouwd (ca. 10ms), indien de stroomvoorziening weer werkt.
• De LED van de ontvanger knippert, wanneer er een onderbreking van de stroomvoorziening heeft
plaatsgevonden.
• Spanningsonderbrekingen (Brownout) kunnen door slechte ontvangeraccu’s, zwakke BEC componenten,
losse kabels, slechte schakelaarkabels of verbindingen worden veroorzaakt.
• De onderbreking van de stroomvoorziening vindt bij een spanning <3,5V plaats en leidt tot uitval van de
ontvanger en de servo’s.
De functie van QuickConnect
• Wanneer de spanning van de accu onder de 3,5V daalt, schakelt de ontvanger zichzelf uit.
• Wanneer de spanning weer boven de 3,5V stijgt, probeert de ontvanger op de laatste beide ingenomen
frequenties direct weer een verbinding te vormen.
• Wanneer de beide frequenties nog aanwezig zijn (zender bleef ingeschakeld), wordt de verbinding binnen
4/100 seconde weer hersteld.
QuickConnect met spanningsval-detectie werd ontwikkeld om een veilige vlucht, ook bij kortstondig
spanningsverlies, te kunnen garanderen.
Let op: Wanneer dit verschijnsel optreedt moet u de oorzaak van de spanningsval vóór de volgende vlucht
onderzoeken en verhelpen om verdere risico’s te voorkomen.
56
PROGRAMMEREN VAN DE FAILSAFE-POSITIES
Bij het binden van de ontvanger programmeert u eerst de Failsafe-instellingen. Wanneer de verbinding tussen de
zender en de ontvanger verbroken zou worden zal de ontvanger de servo’s en uitgangen naar de eerder
geprogrammeerde posities brengen. Deze posities zijn de Failsafe-posities. De Spektrum AR12120 is voorzien
van drie Failsafe-modi: SmartSafe Failsafe, Hold Last Command Failsafe en Preset Failsafe.
Zou u het gaskanaal aan een ander kanaal dan kanaal 1 hebben toegewezen, dan is het raadzaam om Preset
Failsafe met een lage gaspositie te gebruiken.
Aanwijzing:
De soorten Failsafe zijn verschillend per ontvangertype. Lees daarom altijd de handleiding bij de ontvanger.
Controleer ALTIJD vóór het vliegen of de Failsafe naar verwachting werkt.
SmartSafe Failsafe
SmartSafe is een veiligheidsfunctie die effect heeft op het gaskanaal en de volgende voordelen biedt:
•
Ze verhindert het starten van de motor wanneer alleen de ontvanger aanstaat (geen zendersignaal aanwezig).
•
Ze verhindert het ‘op scherp staan’ van de regelaar, zolang de gasknuppel niet op stationair/motor uit staat.
•
Ze zet de elektromotor uit en de verbrandingsmotor op stationair, wanneer er geen signaal meer is.
Om de SmartSafe Failsafe te programmeren brengt u de gasknuppel naar de onderste positie voordat u de
bindmodus van de zender activeert.
Zo test u de SmartSafe Failsafe:
1. Schakel de zender en de ontvanger in.
2. Schakel de zender uit. Het gas moet direct naar een lage instelling gaan.
Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist
geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien.
Hold Last Command
In het geval van een verlies van verbinding houden alle kanalen behalve het gaskanaal hun laatste positie vast en
blijft het model dus op koers. Wanneer u dus tijdens het verlies van verbinding een bocht zou vliegen blijft het
model in deze bocht verder gaan. Om de Last Command Failsafe te programmeren moet u de
bindingsaanwijzingen in deze handleiding opvolgen.
Zo test u de Hold Last Command Failsafe:
1. Schakel de zender en de ontvanger in.
2. Breng een stuurknuppel naar de gewenste Hold Last Command positie en hou de knuppel vast.
3. Schakel, terwijl u de roerpositie vasthoudt (bv. een beetje richtingsroer) de zender uit. Het roer moet nu
in deze positie blijven staan.
Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist
geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien.
Preset Failsafe
Bij een signaalverlies gaan alle kanalen naar de bij het binden opgeslagen positie. Preset Failsafe is ideaal voor
zweefvliegers, omdat een kleppenfunctie kan worden geprogrammeerd, die voorkomt dat het model wegvliegt.
Programmeren van de voorgedefinieerde Failsafe:
1. Steek de bindstekker in de bindpoort van de ontvanger en schakel de ontvanger in.
2. Wanneer de ontvanger door knipperen de bindmodus aangeeft de bindstekker verwijderen.
3. Breng de knuppels en schakelaars naar de gewenste Failsafe-posities. Schakel de zender in en activeer
dan het bindproces.
4. De Failsafe programmering is klaar wanneer de oranje LED’s op de zender en alle ontvangers branden.
Let op: verzeker u ervan dat het model op de grond verankerd is. Wanneer de Failsafe instelling niet juist
geprogrammeerd is zou de motor op half- of volgas kunnen gaan draaien.
57
LEIDRAAD BIJ DE PRORAMMERING VAN MODELTYPEN
De menuopties zijn per modeltype weergegeven. Deze opties kunnen per modeltype variëren (vliegtuig,
helikopter en zweefvliegtuigmodel), maar zijn binnen het gekozen type identiek. De hieronder weergegeven
modeltypen (vliegtuig, tuimelschijf of zweefvliegtuig) openen verder menuopties.
Systeeminstelling:
Modelkeuze
Modeltype
Modelnaam
Vliegtuigtype
Vliegtoestand
Gesproken
vliegtoestand
Kanaaltoewijzing
Trimstappen
Model hulpprogramma
Alarmen
Telemetrie
Controle voor start
Pulsrate
Binden
Leraar/leerling
Systeeminstellingen
Functielijst:
Servoinstelling
D/R en Expo
Differential
V-staart
differentiatie
Gas uit
Gascurve
Kleppensysteem
Mixers
Reikwijdtetest
Klok
Telemetrie
Instelling
gesproken berichten
Systeeminstelling
Servomonitor
Systeeminstelling:
Modelkeuze
Modeltype
Modelnaam
Vliegtuigtype
Vliegtoestand
Gesproken
vliegtoestand
Kanaaltoewijzing
Trimstappen
Model hulpprogramma
Alarmen
Telemetrie
Controle voor start
Pulsrate
Binden
Leraar/leerling
Systeeminstellingen
SD-kaart laden
Functielijst:
Servoinstelling
D/R en Expo
Differential
V-staart
differentiatie
Gas uit
Motorcurve
Welfkleppen
Kleppensysteem
Mixers
Reikwijdtetest
Klok
Telemetrie
Instelling
gesproken berichten
Pulsrate
Systeeminstelling
Servomonitor
Systeeminstelling:
Modelkeuze
Modeltype
Modelnaam
Vliegtuigtype
Vliegtoestand
Gesproken
vliegtoestand
Kanaaltoewijzing
Trimstappen
Model hulpprogramma
Alarmen
Telemetrie
Controle voor start
Pulsrate
Binden
Leraar/leerling
Systeeminstellingen
SD-kaart laden
Functielijst:
Servoinstelling
D/R en Expo
Gas uit
Gascurve
Pitchcurve
Tuimelschijf
Gyro
Toerenregelaar
(Governor)
Hekmixer
Mixers
Reikwijdtetest
Klok/timer
Telemetrie
Pulsrate
Instelling
gesproken berichten
Systeeminstelling
Servomonitor
58
SYSTEEMINSTELLING
Druk de roltoets in en hou deze ingedrukt tijdens het inschakelen om in de systeeminstelling te komen. Terwijl
dit menu actief is, zendt de radiobesturing niet om schade aan de aansturingen tijdens het programmeren te
voorkomen.
U heeft ook directe toegang tot het systeemmenu vanuit de functielijst, zonder daarbij eerst de zender uit te
moeten schakelen. U ziet dan een aanwijzing, dat de zender niet langer zendt. Druk op – Ja – wanneer u wilt
wisselen. Wanneer u het niet zeker weet, drukt u op – Nee – om het hoofdmenu daardoor te verlaten.
Waarschuwing: Druk niet op – Ja - totdat het model uitgeschakeld is of veilig staat.
Modelkeuze
Met de modelkeuze-functie wisselt u tussen de 250 beschikbare modelgeheugens.
1. Scroll voor de keuze naar het gewenste model in de modelkeuze.
2. Wanneer het gewenste model gemarkeerd is drukt u op de roltoets om het model te selecteren. Het
menu wisselt weer naar de systeeminstelling.
3. Scroll in de keuzelijst naar beneden en kies Nieuw model aanmaken. Alternatief kunt u hier ook –
Afbreken – kiezen, u komt dan weer terug in de modelkeuze. Wanneer u Nieuw model aanmaken kiest,
wordt het model aan de geheugenplaats toegewezen en verschijnt het daarna in de keuzelijst.
Directe modeltoegang
Druk vanuit het hoofdmenu tegelijkertijd de Clear en Back knop in, om in het modelkeuze-menu te komen.
Modeltype
Met de keuze van het modeltype kiest u tussen de vliegtuig (ACRO), Helikopter (HELI) of zweefvliegtuig
(ZWEEFVL.) programmering.
Belangrijk: Wanneer u het modeltype wijzigt gaan alle instellingen, die tot dan gedaan zijn, verloren en worden
naar de fabrieksinstellingen teruggezet.
Zo wisselt u het modeltype:
1. Scroll naar het gewenste modeltype en druk op de roltoets. Het bevestigingsmenu voor het wisselen
verschijnt.
2. Kies – Ja – en druk op de roltoets. Alle tot dan gevormde gegevens worden in deze geheugenplaats
gewist. Wanneer u – Nee – kiest komt u weer in het modeltype-menu.
59
Modelnaam
De invoer van de modelnaam wordt normaal gesproken tijdens de eerste instellingen uitgevoerd. De naam kan
uit maximaal 20 tekens bestaan (grote en kleine letters, getallen en symbolen).
Zo voert u een naam in:
1. Scroll naar de gewenste letterpositie en druk de roltoets eenmaal in. Een knipperend blokje verschijnt.
2. Scroll naar links of naar rechts tot de gewenste letter verschijnt. Druk om de letter uit te kiezen op de
toets.
3. Scroll verder naar de volgende letterpositie, herhaal stap 1 en 2 totdat de modelnaam compleet is.
4. Kies TERUG om naar de systeeminstelling te gaan.
Om een letter te wissen:
1. Druk op CLEAR (wissen) als u de letter (of het getal) heeft geselecteerd.
2. Druk een tweed keer op CLEAR om alle letters rechts van de cursor te wissen.
Vliegtuigtype:
Zweefvliegtuigtype:
Tuimelschijftype:
Dit menu is alleen beschikbaar in de vliegtuig mode. Meer informatie hierover leest u
in het hoofdstuk ACRO (vliegtuig).
Dit menu is alleen beschikbaar in de zweefvliegtuig mode. Meer informatie hierover
leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig).
Dit menu is alleen beschikbaar in de helikopter mode. Meer informatie hierover leest
u in het hoofdstuk HELI (helikopter).
Set-up vliegtoestand
Gebruik de Set-up functie van de vliegtoestanden om deze te activeren, mixers toe te wijzen of kanalen op
individuele schakelaars te leggen.
Mode
Vliegtuig
Heli
aantal schakelaars
1
2 (inclusief motor uit/
Throttle Hold)
aantal vliegtoestanden
3
4 (inclusief motor uit/
Throttle Hold)
Set-up voor zweefvliegtuigen
In de vliegtoestand set-up kunt u tot maximaal vijf verschillende vliegtoestanden aan een schakelaar en een
combinatie van maximaal 2 schakelaars toewijzen. U kunt schakelaar-prioriteiten toekennen, zodat wanneer een
schakelaar zich in de prioriteitssituatie bevindt deze vliegtoestand actief is, onafhankelijk ervan in welke positie
de andere schakelaars staan.
Vliegtoestanden zweefvliegtuigen
U kunt de beschikbare vliegtoestanden (maximaal 5 voor zweefvliegtuigen) aan elke schakelaarpositie vergeven.
Bij zweefvliegtuigen kunnen maximaal twee schakerlaars worden gebruikt. Druk op >> Verder vanuit het menu
vliegtoestand om in de selectie te komen, wanneer u gebruikersgedefinieerde vliegtoestanden heeft gekozen.
De combinatie van 2 tot 3 schakelaars kan gebruikt worden om alle beschikbare vliegtoestanden te bereiken.
Aantal vliegtoestanden
Schakelaar 1
(aantal posities)
Schakelaar 2
(aantal posities)
Vliegtoestand 1
2
3
4
5
2
3
3*
4
4
5
2P
3P
2P
2P
3P
3P
start
afst.
2P
start
start
afst.
afts.
landing
therm.
3P
start
afst.
2P
start
afst.
landing
therm. therm.
speed
3P
start
afst.
landing
therm.
speed
60
Gesproken berichten over de vliegtoestand
In het menu Gesproken vliegtoestand kunt u aan de vliegtoestand een individuele naam met maximaal 20 tekens
incl. spaties geven.
1. Scroll naar de gewenste naam van de vliegtoestand die u wilt wijzigen en druk eenmaal op de roltoets.
2. Scroll naar de positie die u wilt wijzigen. Er verschijnt een knipperend blokje.
3. Scroll naar links of naar rechts totdat de gewenste letter verschijnt. Druk om de letter uit te kiezen op de
roltoets.
4. Kies TERUG om weer in de systeeminstelling te komen.
Gesproken bericht over de vliegtoestand:
Het is mogelijk om bij het wisselen van vliegtoestand hierover gesproken informatie over de actuele
vliegtoestand te krijgen. U kunt de vliegtoestand met een woord of frase benoemen.
Activeren van het gesproken bericht over de vliegtoestand:
1. Ga naar het menu Gesproken vliegtoestand.
2. Scroll naar < geluidloos> (standaard) en druk dan op de roltoets.
3. Scroll naar links of naar rechts door de opties.
4. Druk opnieuw op de roltoets om de keuze vast te leggen.
Kanaaltoewijzing
In de kanaaltoewijzing wijst u alle uitgangskanalen toe, inclusief schakelaars, schuiven, knoppen of
stuurknuppels. Zo kan bijvoorbeeld het kanaal voor het intrekbaar landingsgestel naar gaskanaal gewijzigd
worden.
1. Kies verder in de kanaaltoewijzing om in het Kanaal bron menu te komen.
2. Scroll naar het zenderkanaal dat u wilt toewijzen en druk op de roltoets.
3. Scroll naar links of naar rechts om de gewenste schakelaar of stuurknuppel te kiezen. Druk op de
roltoets om de keuze vast te leggen.
Belangrijk: U kunt geen mixer aanmaken op een kanaal dat u verschoven heeft. Maak eerst de mixer aan en
verschuif dan het kanaal.
Kanaal bron
In de kanaaltoewijzing wijst u alle uitgangskanalen, inclusief schakelaars, schuiven, knoppen of stuurknuppels
toe.
1. Kies verder in de kanaaltoewijzing om in het Kanaal bron menu te komen.
2. Scroll naar het zenderkanaal dat u wilt toewijzen en druk op de roltoets. Het veld om : Uit knippert.
3. Scroll naar links of naar rechts om de gewenste schakelaar of stuurknuppel te kiezen.
4. Druk op de roltoets om de keuze vast te leggen.
61
Triminstellingen
De triminstellingen maken het mogelijk om het trimbereik van de servo’s in verschillend grote of kleine
trimstappen in te delen en het trimtype te wijzigen.
Met de optie Trim-instelling legt u vast hoeveel trimklikken u geeft wanneer u op de trimming drukt. Wanneer
u de waarde op nul zet deactiveert u de trimming voor dat kanaal.
Om de waarde van de trimstappen te wijzigen:
1. Scroll naar het trimstapkanaal dat u wilt wijzigen.
2. Draai de roltoets naar links of naar rechts op de gewenste waarde.
3. Druk op de roltoets om de waarde op te slaan.
Trimtype
U kunt het trimtype Normaal en Vliegtoestand kiezen.
Normaal trimtype: Hier gelden de trimwaarden voor alle vliegtoestanden.
Vliegtoestand trimtype: Maakt het mogelijk om de trimwaarden van individuele vliegtoestanden op te slaan.
Bijvoorbeeld een rolroertrimming die alleen in vliegtoestand 1 actief is en in vliegtoestand 2 niet.
Trimming toewijzing
In enkele gevallen kunt u de trimming op andere schakelaars/schuiven leggen.
Vliegtuigmode
Gas
• Digitale trimknop gas (standaard)
Gas trimtype
• Normaal
• Vliegtoestand
Trimtypen
Er zijn normale en gekruiste trimtypen beschikbaar. De normale trimming is altijd aan de stuurknuppel
toegewezen. Zo bevindt de gastrimming zich naast de gasknuppel.
De gekruiste trimming draait de positie van de trimming om. Op deze manier bevindt de gastrimming zich naast
de hoogteroerknuppel en omgekeerd.
Om de trimpositie van normaal naar gekruist te wijzigen kiest u naast het trimming veld en draait u de roltoets.
Belangrijk: De gekruiste trimming verandert de trimming van de beide stuurknuppels.
Model hulpprogramma
In dit menu kunt u een nieuw model aanmaken, en model wissen, kopiëren, terugzetten naar de
standaardinstellingen en de modellijst sorteren.
Nieuw model aanmaken
In dit menu maakt u een nieuw model voor de keuzelijst aan.
1. Kies Nieuw model aanmaken. In dit menu heeft u de mogelijkheid om het model nieuw aan te maken of
af te breken.
2. Wanneer u Afbreken kiest wisselt het systeem terug naar de functie Modelkeuze.
3. Wanneer u Nieuw model aanmaken kiest wordt het model aangemaakt en is beschikbaar in de
keuzelijst.
62
Model wissen
Met deze functie kunt u een model permanent uit de modellijst verwijderen. Wanneer u dit niet van plan bent
kiest u Afbreken om het menu te verlaten.
1. Markeer door indrukken van de roltoets het model dat u wilt wissen.
2. Kies Wissen om het model te wissen.
Model kopiëren
Met deze functie kopieert u een model naar een andere geheugenplaats.
Gebruik de functie Model kopiëren voor:
• het opslaan van een programmering voordat u met waarden gaat experimenteren.
• het kopiëren van een modelgeheugen als basis voor een soortgelijk model.
Zo kopieert u een modelprogrammering:
1. Vergewis u ervan, dat het model dat u wilt kopiëren actief is. Als het gewenste model niet actief zou
zijn, kiest u Afbreken en daarna via het modelgeheugen het gewenste model.
2. Kies de modelgeheugenplaats Naar: en leg uw keuze vast door indrukken van de roltoets.
3. Kies Kopiëren en de kopieerbevestiging wordt in het menu weergegeven.
4. Kies Kopiëren als bevestiging. Wanneer u Afbreken kiest komt u terug in de systeeminstellingen.
5. Kies het gekopieerde model als actief model en bind de zender met de ontvanger. Let er op: met het
kopiëren van het model kopieert u niet automatisch de binding van het originele model.
U kunt met dit menu geen modelprogrammering op een SD kaart zetten. Om een modelgeheugen naar een SD
kaart te programmeren zie het onderdeel SD kaart exporteren.
Model terugzetten
Gebruik de functie Model terugzetten om de hele programmering van een modelgeheugen te wissen. Alle
waarden binnen de specifieke geheugenplaats worden daardoor teruggezet naar de standaardwaarden.
Na het terugzetten is het nodig om het model opnieuw te binden.
Modellijst sorteren
Met deze functie kunt u de volgorde van de modellen volgens hun functie kopiëren. Dat is handig wanneer u
modellen in groepen wilt plaatsen om ze makkelijker te kunnen vinden. Om een model te sorteren markeert u het
met de roltoets. Scroll dan naar de gewenste positie en druk opnieuw op de roltoets.
63
Alarmen
Met de alarmfunctie kunt u een audio- of vibratiealarm aan bepaalde kritische schakelaarposities toewijzen, die
dan klinken wanneer ze bij het inschakelen van de zender actief zijn. Wanneer dit kritische punt is bereikt is
klinkt er een alarm en verschijnt er op het display een waarschuwing, totdat de knuppel of de schakelaar weer
teruggebracht is naar de veilige positie. Uit veiligheidsoverwegingen is het fabrieksmatig ingestelde alarm actief
voor de gaspositie, wanneer de gaspositie over de 10% gaat.
TELEMETRIE
Door het inbouwen van optionele telemetrie-modulen en sensoren kunt u gegevens van het model in realtime op
het zenderdisplay zien. U kunt ook telemetrie-gegevens op de SD kaart opslaan en bekijken met de Spektrum Sti
APP.
Telemetrie-instellingen
Display
Opties van de telemetrieweergave:
Tele: Door indrukken van de roltoets wisselt het display naar de telemetrieweergave.
Hoofd: Telemetrie-alarmen worden op het hoofddisplay weergegeven , andere telemetriemenu’s zijn
gedeactiveerd.
Rol: (standaard )Maakt het mogelijk om door draaien van de roltoets tussen het hoofd- en telemetriedisplay te
wisselen.
Auto: De telemetrieweergave wordt automatisch actief wanneer er data worden ontvangen.
Eenheid
Hier kunt u kiezen uit US en metrische eenheden.
Autoconfiguratie van de telemetrie
Belangrijk: Deze functie is vanuit het menu Systeeminstelling > Telemetrie niet beschikbaar, omdat hiervoor
een HF signaal aanwezig moet zijn. In de systeeminstelling is het HF signaal uitgeschakeld.
De DX6 is voorzien van een autoconfiguratie van de telemetrie, die het mogelijk maakt dat de zender zelf
nieuwe telemetriesensoren herkent.
Zo gebruikt u de auto configuratie:
1. Overtuig u ervan, dat alle telemetriecomponenten aan de zender en ontvanger gebonden zijn.
2. Schakel de zender in en daarna de ontvanger.
3. Kies uit de functielijst Telemetrie en dan Autoconfiguratie. Het woord Configuratie knippert gedurende
vijf seconden en alle nieuw gevonden sensoren verschijnen in de lijst.
4. Programmeer de alarmwaarden voor de sensoren naar wens.
Gesproken berichten:
De instelling van de Gesproken berichten legt vast, in welke tijdsafstanden de op het display getoonde gegevens
geactualiseerd worden. Elke sensor kan daarbij apart worden ingesteld.
Zo wordt bijvoorbeeld de toerental-status elke 10 seconden geactualiseerd, terwijl dit bij de hoogtesensor elke 15
seconden gebeurt.
Alarm bericht:
Deze functie legt vast, hoe vaak een alarm verschijnt wanneer deze actief is.
64
Telemetrie alarmen
In het veld Alarmtype – Uit – kunt u het gewenste alarmtype instellen. U kunt kiezen tussen Uit, Geluid, Stem.
Gesproken bericht
1. Scroll naar Uit in de Telemetrie-instelling en kies dan Gesproken bericht.
2. Scroll hoe vaak u het gesproken bericht wilt horen.
Alarm bericht
1. Scroll naar Uit in de Telemetrie-instelling en kies dan Gesproken bericht.
2. Scroll hoe vaak u het alarm bericht wilt horen.
Bestandsinstellingen
In dit menu kiest u de data die gelogd moeten worden.
Opslag bestandsnaam
1. Kies Naam data: om een eigen naam aan de data te geven.
2. In het Naam data veld kunt u een eigen bestandsnaam invoeren, die maximaal 8 tekens lang mag zijn.
3. Druk op Omhoog om de naam vast te leggen.
Start
1.
2.
Kies Start om een bepaalde schakelaar of schakelaarpositie toe te wijzen, waarmee u de dataopslag
activeert.
Druk eenmaal op de roltoets om de keuze vast te leggen.
Geactiveerd
Staat er in het veld achter Geactiveerd – Nee – dan is de SD kaart afgesloten en heeft de zender hier geen
toegang.
Zet Geactiveerd op – Ja – om telemetriedata op de kaart op te slaan. Hiervoor moet de SD kaart zich in de zender
bevinden. U kunt ook een schakelaar toewijzen om de dataopslag te activeren.
Let op: Wissel NIET naar het telemetriemenu tijdens het vliegen. Wanneer u van de functielijst naar het
telemetriemenu gaat, kunt u Frame Losses bij het verlaten van het menu bemerken. Deze Frame Losses zijn geen
fouten, ze vormen echter wel een kortstondig signaalverlies bij het verlaten van het menu.
Controle vóór de vlucht
Met de Controle voor de vlucht kunt u een checklist programmeren die telkens verschijnt wanneer de zender
ingeschakeld wordt of wanneer u een nieuw modelgeheugen kiest. Elk punt van de checklist moet bevestigd
worden voordat u het hoofdmenu ziet.
Pulsrate
In het Pulsrate-menu kunt u wisselen van pulsrate en modulatie. Kies de gewenste optie en druk op de roltoets.
Bij een pulsrate van 11ms moet u digitale servo’s gebruiken. Bij een pulsrate van 22ms kunt u analoge en
digitale servo’s gebruiken.
Modulatie
We adviseren DSMX als standaard modulatie. Wanneer deze modulatie actief is werkt de zender met DSMX
ontvangers inde DSMX mode en met DSM2 ontvangers inde DSM2 mode. De zender herkent bij het binden
automatisch de modulatie van de ontvanger en stelt zich daar op in.
Wanneer u DSM2 kiest werkt de zender in de DSM2 mode, onafhankelijk van het feit of hij aan een DSM2 of
DSMX ontvanger gebonden is.
Aanwijzing: De DSMX modulatie maakt het mogelijk om meer dan 40 zenders tegelijkertijd te gebruiken.
Wanneer er DSMX ontvangers in d DSM2 mode of DSM2 zenders worden gebruikt, mogen er niet meer dan 40
zenders tegelijkertijd worden gebruikt.
Binden
Het menu Binden maakt het mogelijk om de zender en de ontvanger te binden zonder de zender uit te hoeven
schakelen. Dit menu is handig wanneer u een model programmeert en de ontvanger met de Failsafeposities wilt
binden.
Meer informatie leest u in het hoofdstuk Programmeren van de Failsafeposities.
65
LERAAR / LEERLING
De DX6 is voorzien van 4 kabelgebonden en 2 draadloze trainermodi. De leraar/leerling functie is toegewezen
aan de schakelaar I.
Kabelgebonden leraar leerling functie
De 4 kabelgebonden leraar leerling modi houden in:
Uit
Wanneer Uit gekozen is moet de leerlingzender dezelfde programmering hebben als de leraarzender (Servoreverse, Servoweg, Sub-trim, trimmingen).
Leraar configuratie
In de leraar configuratie kunt u programmeren of bij het activeren van de schakelaars enkele of alle kanalen
overgegeven moeten worden. Deze functie is ideaal bij de training van beginners, omdat de leerling het
beheersen van het individuele kanaal/functie leert, terwijl de leraar de controle over alle andere kanalen/functies
houdt. De leerlingzender moet, wanneer dit beschikbaar is, in het menu op de Uit mode (Inh) geprogrammeerd
worden. Het is belangrijk dat de leraar- en de leerlingzender allebei hetzelfde geprogrammeerd zijn.
Pilot Link leraar
Wanneer de Pilot Link leraar (Master) is gekozen, heeft de leerlingzender de controle over de knuppelfuncties
(rolroer, hoogteroer, richtingroer en gas), terwijl de leraarzender de controle over de andere kanalen/functies
(inclusief Dual Rate en schakelaars) houdt. Dat is ideaal bij complexe modellen, omdat de leraar de controle over
de extra functies en andere kanalen behoudt. Bij deze functie is het niet nodig dat de leerlingzender dezelfde
programmering heeft. Het zou echter voor de leerlingzender wel nuttig kunnen zijn om in het menu op uit
geprogrammeerd te worden, zodat de trimveranderingen door de leraarzender overgenomen worden.
Leerling
Gebruik de leerling mode wanneer u de DX6 als leerlingzender gebruikt en de leraarzender de Pilot Link leraar
geactiveerd heeft.
DX6 kabel – leraar/leerling gebruik
1. Bind de zender aan het model.
2. Sluit de trainerkabel (SPM6805) op de traineraansluiting op de achterkant van de leraarzender aan.
3. Controleer of de accu’s van de beide zenders geladen zijn.
4. Controleer of de leerlingzender uitgeschakeld is. De leerlingzender gaat aan wanneer u de trainerkabel
aansluit.
5. Sluit de trainerkabel aan de leerlingzender aan.
6. Het display van de leerlingzender gaat aan, maar het HF gedeelte zendt niet.
7. Druk op de trainerschakelaar om de controle van het model aan de leerlingzender over te geven.
8. Let er op of bij het indrukken van de trainerschakelaar de roeren van het model bewegen. Stel indien nodig
de juiste trimming af.
9. Laat de trainerschakelaar los om weer de controle over het model terug te krijgen.
Oversturen
De functie Oversturen maakt het voor de leraar mogelijk om ogenblikkelijk door een knuppelbeweging weer de
controle van het model over te nemen. Nadat u de functie heeft geactiveerd kan de leerling de controle pas weer
overnemen als de trainerschakelaar gereset werd. Omdat te doen:
1. brengt u de trainerschakelaar naar de UIT positie.
2. brengt u de trainerschakelaar naar de AAN positie om de leerlingzender weer te activeren.
66
Draadloze leraar leerling functie
De draadloze leraar leerling functie werkt precies zo als de functie mét kabel. Kies in het menu Draadloos
leraar/leerling om een DSM2 of DSMX leerlingzender aan de leraarzender te binden. In deze instelling krijgt de
leerling door het indrukken van de trainerschakelaar of knop de controle. Na het bindproces blijft de
leerlingzender aan de leraar gebonden totdat er een andere zender aan de leraarzender wordt gebonden of de
leerlingzender aan een andere ontvanger of een andere draadloze leraarzender.
In deze functie is ook de ModelMatch technologie geïntegreerd. Wanneer de leerlingzender ook met
ModelMatch is uitgerust zal hij ook alleen met de gebonden zender verbinden.
Uit
Wanneer u uit kiest is de draadloze tranierfunctie niet actief.
Let op: U mag deze functie alleen op Uit zetten wanneer de draadloze leraar/leerling functie niet actief wordt
gebruikt, omdat er anders controleverlies van het model kan ontstaan.
Leraar configuratie
In de leraar configuratie kunt u programmeren of bij het activeren van de schakelaars enkele of alle kanalen
overgegeven moeten worden. Deze functie is ideaal bij de training van beginners, omdat de leerling het
beheersen van het individuele kanaal/functie leert, terwijl de leraar de controle over alle andere kanalen/functies
houdt. De leerlingzender moet, wanneer dit beschikbaar is, in het menu op de Uit mode (Inh) geprogrammeerd
worden. Het is belangrijk dat de leraar- en de leerlingzender allebei hetzelfde geprogrammeerd zijn.
Pilot Link leraar
Wanneer de Pilot Link leraar (Master) is gekozen, heeft de leerlingzender de controle over de knuppelfuncties
(rolroer, hoogteroer, richtingroer en gas), terwijl de leraarzender de controle over de andere kanalen/functies
(inclusief Dual Rate en schakelaars) houdt. Dat is ideaal bij complexe modellen, omdat de leraar de controle over
de extra functies en andere kanalen behoudt. Bij deze functie is het niet nodig dat de leerlingzender dezelfde
programmering heeft.
DX6 draadloos leraar/leerling gebruik
1. Activeer in de leerlingzender een ongebruikt modelgeheugen (alleen bij computerzender).
2. Bind de leraarzender aan het model.
3. Controleer of de accu’s van de beide zenders geladen zijn.
4. Controleer of de leerlingzender uitgeschakeld is.
5. Kies BINDEN. Dit is onafhankelijk van het feit, of u zich inde leraar configuratie of inde Pilot Link
bevindt. Op het display wordt het volgende afgebeeld.
6.
7.
Activeer volgens de aanwijzingen het bindproces bij de leerlingzender.
Na een geslaagde binding moet dit display te zien zijn.
8.
9.
Druk op de trainerschakelaar op de leraarzender om de controle aan de leerlingzender over te geven.
Wanneer u de trainerschakelaar loslaat heeft de leraarzender weer de controle.
Oversturen
De functie Oversturen maakt het voor de leraar mogelijk om ogenblikkelijk door een knuppelbeweging weer de
controle van het model over te nemen. Nadat u de functie heeft geactiveerd kan de leerling de controle pas weer
overnemen als de trainerschakelaar gereset werd. Omdat te doen:
1. brengt u de trainerschakelaar naar de UIT positie.
2. brengt u de trainerschakelaar naar de AAN positie om de leerlingzender weer te activeren.
67
SYSTEEMINSTELLINGEN
Het menu systeeminstellingen bestaat uit vier ondermenu’s: systeeminstellingen, extra instellingen, serienummer
en kalibreren. Kies << of >> om tussen de weergaven te wisselen.
Piloot naam
De functie Piloot naam maakt het mogelijk om uw naam als eigenaar van deze zender in te voeren. De naam van
de piloot verschijnt bij het inschakelen in de onderste linker hoek van het startmenu.
Zo voert u de naam van de piloot in:
1. Kies in de systeeminstellingen Piloot naam en plaats door indrukken en draaien van de roltoets de
cursor achter de naam.
2. Draai de roltoets om de gewenste letter uit te kiezen, en druk dan ter bevestiging de roltoets in. Herhaal
dit totdat de invoer compleet is.
3. Druk de roltoets opnieuw in om de keuze op te slaan en terug te keren naar de systeeminstellingen.
Contrast
Zo stelt u het contrast in:
1. Scroll naar contrast en druk de roltoets in.
2. Scroll naar links of naar rechts om het contrast in te stellen. Lage getallen verkleinen het contrast, hoge
getallen verhogen het contrast.
3. Druk de roltoets opnieuw in om de keuze op te slaan.
Achtergrondverlichting
In het menu Achtergrondverlichting kunt u de verlichtingduur en de helderheid instellen. U heeft de
mogelijkheid om de achtergrondverlichting uit te schakelen wanneer u overdag vliegt en deze voor
nachtvluchten weer in te schakelen.
U kunt kiezen uit:
UIT: Het display wordt slechts korte tijd gedurende het inschakelen verlicht.
AAN: De achtergrondverlichting is altijd ingeschakeld.
Tijd: De achtergrondverlichting is 3, 10, 20, 30, 45 of 60 seconden ingeschakeld voordat deze automatisch
uitgeschakeld wordt.
Het percentage in het menu Achtergrondverlichting regelt de helderheid in stappen van 10%, vanaf 10%
(donker) tot 100% (lichter).
Mode
U kunt de stuurmode van 2 naar 4 of mode 1 naar 3 veranderen. Voor het mechanische deel leest u bladzijde 61
na, voert u deze handelingen eerst uit en volgt u daarna deze aanwijzingen op. Een modewissel waarbij een
ombouwen van het gas plaatsvindt moet door een geautoriseerd Servicecenter worden uitgevoerd.
Om de stuurmode te wisselen:
1. Scroll naar Mode en druk op de roltoets.
2. Draai de roltoets naar links of rechts om de mode te wisselen. Druk nog een keer op de roltoets om de
keuze op te slaan.
3. Kies >> in de onderste rechter hoek tot het kalibratie-menu verschijnt.
4. Beweeg alle stuurelementen door de middenpositie en voer de kalibratie uit, voordat u daarna het menu
Systeeminstellingen verlaat. Lees voor meer informatie het onderdeel Kalibreren van de zender.
Accu alarm
In dit menu kunt u het accutype van de zender en het spanningsalarm instellen. Het alarm wordt actief, wanneer
de minimale spanning wordt bereikt.
Om het accualarm te wijzigen:
1. Scroll naar Accu en druk de roltoets in, om het accutype naar LiPo/Li-Ion of NiMh te wisselen.
2. Scroll naar Accuspanning en druk op de roltoets. Draai de roltoets naar links of rechts om de spanning
te wijzigen. Druk opnieuw op de roltoets om de keuze op te slaan.
Let op: Kies nooit NiMh als er een LiPo/Li-Ion accu in de zender ingebouwd is. Dit zou de LiPo/Li-Ion accu te
ver kunnen ontladen en de zender, accu of beide kunnen beschadigen.
Let op: Verander nooit de spanningsgrens van de LiPo/Li-Ion accu van 6,4 volt. Dit zou kunnen leiden tot een te
diepe ontlading van de zender en de accu en zender kunnen beschadigen.
68
Keuze van de taal
Kies in de systeeminstellingen onder Taal uw gewenste taal uit. Druk daarna opnieuw de roltoets in om de taal
op te slaan. Namen, die u heeft ingevoerd, worden door deze keuze niet beïnvloed. Na keuze van de displaytaal
kunt u ook de taal van de gesproken berichten wijzigen. Lees voor meer informatie het hoofdstuk Gesproken
berichten en SD kaart.
Geen activiteit alarm
Wanneer de zender een bepaalde tijd niet actief is, klinkt er een alarm. Dit is zeer handig indien de zender per
ongeluk ingeschakeld bleef en voorkomt dat de accu te ver ontladen wordt.
Om het inactiviteitsalarm ter wijzigen:
• Inh (geen alarm geluiden)
• 5 min
• 10 min (standaard)
• 30 min
• 60 min
1. Scroll naar de actuele alarmtijd en druk de roltoets in.
2. Draai naar links of naar rechts om de alarmtijd te wijzigen. Druk de roltoets daarna in om de keuze op te
slaan.
Extra instellingen
In dit menu kunt u:
• de geluiden van de zender aan of uit zetten.
• het uiterlijk van de trimweergave wijzigen.
Geluiden van de zender
Kies met de roltoets hier de Geluiden van de zender en schakel deze in of uit.
Met de volumeregeling op nul schakelt u alle geluiden uit.
Trimweergave
In dit menu kunt u het uiterlijk van de trimweergave veranderen. De opties zijn:
• Kader met balk; de weergave verschijnt als box bij het instellen van de trimming.
• Kader met pijl; de weergave verschijnt als kader met een pijl bij het instellen van de trimming.
• Uit. De weergave verschijnt als pijl met lijnen wanneer u de trim instelt.
Om de hele trimweergave van het display te verwijderen kiest u Gedeactiveerd.
Om de trimweergave te wijzigen:
1. Scroll naar Trimweergave en druk eenmaal op de roltoets.
2. Scroll naar links of naar rechts om uw optie te selecteren. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op
te slaan.
69
Serienummer
In het menu Serienummer kunt u het serienummer en de versie van de AirWare software zien. Om de zender te
registreren en de software te actualiseren via de Spektrum Community website heeft u het serienummer nodig.
Export van het serienummer naar de SD kaart
Exporteer voor een eenvoudige registratie het serienummer als tekstbestand naar uw SD kaart. Zo exporteert u
het serienummer van de zender:
1. Schuif een SD kaart in de cardslot van de zender.
2. Scroll naar Exporteren. De weergave SD status verschijnt en hoort MY_DX6.xml in het midden van het
display aan te geven.
3. Druk de roltoets opnieuw in om naar het serienummer te wisselen.
4. Schakel de zender uit en haal de SD kaart uit de cardslot.
5. Steek de kaart in de kaartlezer van uw computer.
6. Open op de kaart het bestand MY_DX6.xml en kopieer met knippen & plakken het serienummer naar
uw persoonlijke map of naar de Spektrum Community website.
Vinden van de AirWare software versie
De software versie wordt onder in het veld serienummer weergegeven. Registreer uw DX6 om actualiseringen
en andere nieuws onder community.spektrumRC.com te ontvangen.
Belangrijk: De AirWare bestanden zijn specifiek aan het serienummer van uw zender gekoppeld. Dat betekent
dat u daarmee niet meerdere zenders kunt actualiseren.
Kalibreren
In het menu Kalibreren worden de eindpunten van de potmeters voor alle proportionele kanalen opgeslagen. Na
veranderen van de stuurmode is het noodzakelijk om de kalibratie opnieuw uit te voeren.
Kalibreren van de zender
1. Beweeg de stuurknuppels voorzichtig in een + vorm van links naar rechts en daarna van boven naar
beneden. Duw de stuurknuppels voorzichtig in de hoeken om een accurate kalibratie te krijgen. Breng
de beide stuurknuppels terug naar de middenpositie.
2. Kies OPSLAAN om de kalibratie op te slaan.
70
SD kaart laden
Met de SD kaart kunt u:
• modellen van andere DX6 zenders importeren
• modellen naar andere DX6 zenders exporteren
• AirWare software in de zender actualiseren
• geluidsbestande installeren / actualiseren
Alle modellen laden
Deze functie overschrijft alle modelgeheugens. Overtuig u er van, dat alle bestaande modellen op een SD kaart
opgeslagen zijn, indien u deze functie uitvoert.
Om een op de SD kaart opgeslagen model te laden:
1. Sla het modelbestand op de SD kaart op.
2. Kies in de Modelkeuze de positie, waar u het model wilt opslaan.
3. Kies in het menu Optie en druk de roltoets eenmaal in.
4. Kies Model laden en druk de roltoets opnieuw in om de keuze vast te leggen.
5. Kies het model dat u wilt importeren. Het menu Overschrijven verschijnt.
Belangrijk: Wanneer u Import kiest, verlaat de zender de systeeminstelling-lijst.
6. Kies het geheugen uit, waarheen u het model wilt laden.
7. Kies Laden om het overschrijven te bevestigen. De zender activeert het nieuwe modelgeheugen en het
hoofddisplay verschijnt.
Een controle vóór de vlucht kan verschijnen, wanneer deze bij de export actief is. Kies HOOFD om de controle
voor de vlucht te beëindigen. Lees voor meer informatie het hoofdstuk over de Instelling van de controle vóór de
vlucht.
Alle modellen laden
Om alle modellen van de SD kaart te laden:
1. Kies Alle modellen laden.
2. Bevestig met ALLE LADEN.
Belangrijk: na het laden van het model moet u de zender en ontvanger opnieuw binden. op het hoofddisplay
moet in de rechter bovenhoek DSM2 of DSMX te zien zijn.
U kunt een model op iedere plaats importeren. Wanneer u de voorkeur geeft aan de functie Alle laden geeft u het
SPM bestand in uw computer een andere naam. De eerste beide getallen (01 tot 50) zijn de geheugennummers.
Uw SD kaart kan maar 50 modellen opslaan. Sla ongebruikte modellen op de kaart op en sla ze vervolgens op
uw PC op. Verwijder daarna de geheugenplaatsen van de kaart.
Model veilig opslaan
U kunt deze functie gebruiken om een individueel model op de SD kaart op te slaan.
1. Overtuig u er van, dat het model dat u wilt opslaan actief is.
2. Scroll naar Opties en druk de roltoets in.
3. Scroll naar Model veilig opslaan en druk de roltoets in om de keuze vast te leggen.
4. (optioneel) Als u het model een andere naam wilt geven voordat u het op de SD kaart opslaat.
a. Scroll naar het bestand en de naam van het bestand verschijnt.
b. Kies een nieuwe naam. Deze kan uit maximaal 25 tekens bestaan incl. de extensie .SPM.
c. Wanneer u een nieuwe naam heeft gekozen drukt u op de knop terug om weer naar het
menu te gaan.
5. Kies Veilig opslaan om het bestand op de SD kaart op te slaan. Wanneer de export is uitgevoerd gaat de
zender weer terug naar het menu SD kaart.
Alle modellen veilig opslaan
Om alle modellen veilig op de SD kaart op te slaan:
1. Kies in de opties Alle modellen veilig opslaan. Het menu Alle modellen veilig opslaan wordt
weergegeven.
Belangrijk: Deze functie overschrijft alle modellen die:
• al op de SD kaart opgeslagen waren.
• dezelfde naam hebben. Sla daarom modellen met dezelfde naam op een andere SD kaart op
wanneer u dit niet zeker weet.
2. Kies Veilig opslaan om de SD kaart te overschrijven of Afbreken om terug te gaan naar het menu SD
kaart.
71
Actualiseren van de Spektrum DX6 Sound bestanden
Aanwijzing: Maak NOOIT de accu van de zender los tijdens de overdracht van data. Dit beschadigt de zender
waardoor deze ter reparatie naar de technische service moet worden gestuurd.
Voordat u de soundbestanden actualiseert, moet u controleren of de zenderaccu helemaal opgeladen is.
Om nieuwe bestanden te installeren:
1. Download het gewenste bestand van de Spektrum community pagina onder www.spektrumRC.com. Sla
het bestand op de SD kaart van uw zender op.
2. Steek de SD kaart in de zender.
3. Ga naar de systeeminstellingen van de zender.
4. Kies het menu SD kaart en dan Sound actualiseren.
5. Kies het Sound bestand dat u wilt installeren. De zender scant het bestand en controleert het op fouten.
6. Wanneer het bestand correct is verschijnt het menu SD kaart laden.
Belangrijk: Het actualiseren van het soundbestand duurt ca. 1 uur. Maak in deze tijd de accu niet los en zet de
zender niet uit.
Actualiseren van de firmware
Aanwijzing: Bij de update knipperen de oranje LED Spektrum balken en verschijnt er op het display een
voortgangsbalk. Schakel de zender tijdens de update niet uit. Dit zou de systeembestanden kunnen beschadigen.
Exporteer vóór de installatie van de AirWare bestanden altijd alle modellen naar een aparte SD kaart waar de
update niet op staat, omdat de update deze bestanden zou kunnen wissen. Bezoek www.spektrumrc.com voor
meer informatie.
Automatische installatie van de Airware software
Om de meest actuele versie te installeren:
1. Download de update van Spektrumrc.com en sla het op de SD kaart op.
2. Schakel de zender uit en steek de SD kaart in de zender.
3. zet de zender aan, het updateproces start automatisch.
Handmatig installeren van de actuele firmware:
Zou u vanwege een bepaalde reden weer de vorige versie willen opslaan:
1. Sla de gewenste AirWare versie op een SD kaart op.
2. Kies Firmware actualiseren in Opties van het menu SD kaart. De map wordt weergegeven.
3. Kies uit de map de gewenste AirWare versie. Bij de installatie is het display donker. De oranje
Spektrum LED balken knipperen en de status wordt weergegeven.
Schakel de zender tijdens de update niet uit. De zender firmware informatie verschijnt onder het serienummer
tussen de beide pijlen. Let op het versienummer voordat u op community.spektrumRC.com de firmware
actualiseert.
Aanwijzing: Schakel de zender tijdens de update niet uit, omdat dit de zender zou kunnen beschadigen.
72
FUNCTIELIJST
Bij het inschakelen van de zender wordt het hoofddisplay weergegeven. Druk de roltoets eenmaal in om de
functielijst op te roepen.
Servo instelling
In dit menu programmeert u de volgende instellingen:
• Servoweg
• Sub-trim
• Draairichting
Servoweg
De servoweg definieert de totale uitslag en de eindpunten van een servo.
Zo stelt u de servoweg van een kanaal in:
1. Scroll naar het kanaal dat u wilt instellen en druk op de roltoets.
a. Centreer de stuurknuppel als u beide richtingen tegelijkertijd wilt instellen
b. Beweeg de stuurknuppel in de richting die u wilt instellen en houd hem daar. Stel de servoweg
in.
2. Scroll naar links of rechts om de waarde in te stellen. Druk de roltoets in om te bevestigen.
Sub-trim
De functie Sub-trim definieert de middenpositie in de servoweg.
Let op: Gebruik alleen kleine Sub-trim-waarden, zodat de maximale uitslag van een servo (in beide richtingen)
niet overschreden wordt.
Draairichting
Gebruik de functie Draairichting om de werkrichting van een servo om te keren, bijvoorbeeld wanneer het
hoogteroer naar boven in plaats van naar beneden moet gaan.
Om de draairichting van een kanaal om te draaien:
1. Scroll naar Servoweg en druk de roltoets in. Scroll naar links totdat Draairichting verschijnt en druk
opnieuw om de keuze te bevestigen.
2. Scroll naar het kanaal dat u wilt omdraaien en druk de roltoets in.
Wanneer u het gaskanaal omdraait verschijnt er op het display een bevestigingsvraag. Kies JA om het kanaal om
te draaien. Daarna wordt u er aan herinnerd om de zender en ontvanger opnieuw te binden.
Voer altijd een functietest uit nadat u deze instellingen heeft gedaan, om te controleren of het model correct
reageert.
Let op: Bind de zender en de ontvanger altijd opnieuw wanneer u het gaskanaal heeft omgedraaid. Wanneer u
dit niet doet heeft dit tot gevolg dat bij het activeren van de Failsafe-functie het gas naar volgas gaat.
Let op: Bind de zender en ontvanger na het instellen van de servo’s opnieuw, om de correcte Failsafe-posities op
te slaan.
73
D/R en Exponential
Dual Rate en Exponential zijn beschikbaar voor de kanalen rolroer, hoogteroer en richtingsroer.
Zo stelt u Dual Rate en Exponential in:
1. Scroll naar het kanaal en druk de roltoets eenmaal in. Scroll naar links of naar rechts en kies het kanaal
uit dat u wilt wijzigen. Druk daarna de roltoets ter bevestiging opnieuw in.
2. Scroll naar Dual Rate en druk de roltoets in. Scroll naar links of rechts om de waarde te veranderen en
ter bevestiging de roltoets opnieuw in.
De Exponential-functie beïnvloedt de gevoeligheid rond de middenpositie van de stuurknuppel, maar heeft geen
invloed op de servoweg. Er zijn positieve en negatieve Exponential-waarden mogelijk. Een positieve waarde
verkleint de gevoeligheid in de middenpositie. Een negatieve waarde verhoogt de gevoeligheid en wordt zelden
gebruikt.
Differentiatie (alleen vliegtuig en zweefvliegtuig)
De Differentiatie-functie verkleint de waarde van een rolroeruitslag naar beneden, zonder de waarde naar boven
te beïnvloeden. Dit kan een negatief giermoment (bewegen van de vliegtuigneus naar links of naar rechts) bij het
gebruik van de rolroeren verminderen. U kunt beschikken over positieve (+) en negatieve (-) instellingen van de
Differentiatie, normaal gesproken wordt er echter meer positieve (+) dan negatieve (-) uitslag ingesteld. U kunt
deze instellingen aan een schakelaar toewijzen of – Aan- kiezen, zodat de Differentiatie altijd actief is.
Zo stelt u de Differentiatie in:
1. Scroll naar Schakelaars en druk de roltoets in. Draai naar rechts om Aan te kiezen (Differentiatie is
altijd aan) of wijs aan de Differentiatie een schakelaarpositie toe.
2. Druk de roltoets en seconde in om de keuze op te slaan.
3. Scroll naar Differentiatie en druk de roltoets eenmaal in om de waarde te wijzigen.
4. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op te slaan.
Gas uit
De functie Gas uit schakelt via een toegewezen schakelaar de motor uit. De Gas uit functie heeft een hogere
prioriteit dan elke andere vliegtoestand. Wanneer de functie geactiveerd wordt gaat het gaskanaal naar de
geprogrammeerde waarde (normaal gesproken gas uit). Activeer de geprogrammeerde schakelaar om de functie
te testen. Controleer de functie op de servomonitor en verzeker u ervan, dat het kanaal naar de gewenste positie
gaat. De waarde van 0% staat voor gas laag met de trimming in het midden. Het kan eventueel nodig zijn, dat u
voor de correcte instelling negatieve waarden moet programmeren.
Let op: Test altijd de instellingen nadat u veranderingen heeft ingesteld om zeker te weten, dat alles zoals
gewenst reageert.
Gascurve
Gebruik het menu Gascurve om de gasinstelling van de knuppel te optimaliseren. Maximaal zijn curven met 7
punten mogelijk.
Zo voegt u punten aan een curve toe:
1. Breng de gasstuurknuppel naar de positie, waar u een nieuw punt wilt zetten.
2. Scroll naar Pnt + en druk op de roltoets om een nieuw punt toe te voegen.
Zo verwijdert u punten uit een curve:
1. Beweeg de gasstuurknuppel totdat de cursor in de buurt van het punt is, dat uw wilt verwijderen.
2. Scroll naar Pnt – en druk op de roltoets om het punt te verwijderen.
Wanneer u verschillende punten heeft geprogrammeerd en één daarvan wilt bewerken, dan moet deze actief zijn
voordat u veranderingen kunt doorvoeren.
74
De volgende menuopties staan alleen ter beschikking wanneer ze met het menu Modeltype geactiveerd werden.
V-staart differentiatie: Alleen beschikbaar bij zweefvliegtuigtypen wanneer V-staart A of B actief is. Meer
informatie hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig).
Kleppenpositie:
Alleen beschikbaar wanneer een 2 rolroer vleugeltype werd gekozen. Meer informatie
hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig).
Kleppensysteem:
Alleen beschikbaar wanneer een 2 rolroer vleugeltype werd gekozen. Meer informatie
hierover leest u in het hoofdstuk Zweefvl. (zweefvliegtuig).
Kleppensysteem:
Alleen beschikbaar wanneer vleugeltype met kleppen werd gekozen. Meer informatie
hierover leest u in het hoofdstuk Acro (vliegtuig).
Pitchcurve:
Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u
in het hoofdstuk Heli (helikopter).
Tuimelschijf:
Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u
in het hoofdstuk Heli (helikopter).
Gyro:
Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u
in het hoofdstuk Heli (helikopter).
Tail Curve:
Alleen beschikbaar in het programma Helikopter. Meer informatie over de setup leest u
in het hoofdstuk Heli (helikopter).
Mixers
De mixerfunctie maakt het mogelijk om een kanaal te controleren, dat dan weer op andere kanalen invloed heeft.
De mixerfunctie ondersteunt:
• Het mixen van een kanaal op een ander kanaal.
• Het mixen van een kanaal met zichzelf.
• Het toewijzen van een Offset.
• Het koppelen van hoofd- en toegewezen trimming.
Deze mixers zijn beschikbar voor elk modelgeheugen:
• 5 programmeerbare mixers
• cyclisch op gas (Heli)
• tuimelschijf (Heli)
• hoogteroer op klep (Acro)
• RO > RI (Acro)
• RI op rol/hoogteroer (Acro)
• RO > RI (Zwever)
• RO > klep (Zwever)
• HO > klep (Zwever)
• klep > HO (Zwever)
Kies het kanaal voor het hoofdkanaal (Master) en het daarbij gemixte kanaal (Slave). Bijvoorbeeld: bij HO >
klep is het hoofdkanaal (Master) het hoogteroer en de klep het daarbij gemixte kanaal (Slave).
Offset
Verander de Offset waarde om de effectieve middenpositie van het daaraan toegewezen kanaal te wijzigen.
Positieve of negatieve waarden bepalen daarbij de richting van de Offset.
Trimming
Om de trimming voor beide kanalen in te stellen activeert u de trimfunctie. Aan de linker kant van het display
ziet u hoe de kanalen op de invoer reageren. Om een schakelaar-geactiveerde mixer op de servomonitor te zien
moet de schakelaar op actief geschakeld zijn. u kunt mixers met schakelaars activeren. Lees de hoofdstukken
Vliegtoestand en Schakelaarkeuze na voor het toewijzen van schakelaars en schakelaarposities.
Toewijzen van een mixer aan een schakelaar
Om een mixer aan een schakelaarpositie toe te wijzen:
1. Controleer of u zich in het gewenste mixermenu bevindt.
2. Beweeg de schakelaar die u wilt toewijzen.
3. Scroll naar de schakelaarpositie, waarin de mixer actief moet zijn.
4. Druk de roltoets in en houd hem ingedrukt, om de mixer te activeren. Als de box vol is, is de mixer
actief.
De mixer is actief als de box gevuld is, en inactief wanneer de box open is. u kunt de mixer op meerdere
schakelaarposities actief hebben.
Tip: Gebruik de Automatische schakelaarkeuze.
Let op: Controleer alle instellingen en functies na het wijzigen van mixers.
75
Back mixer
Dit type mixer gebruikt gepaarde kanalen, zodat de mixer alle verbonden servo’s in een vliegtuig meeneemt. Zo
heeft bijvoorbeeld de mixer op een rolroer bij een 2RO, 2 kleppen vleugel invloed op de beide rolroeren. De kant
die u als Slave mixt (bijvoorbeeld linker rolroer LRO) heeft een ander effect dan een mixer op de andere kant
(bijvoorbeeld rechter rolroer RRO). Mixt u gas > LRO dan gaan bij een gaswissel de beide rolroeren dezelfde
kant op naar boven of naar beneden. Mixt u gas > RRO dan gaan de rolroeren in de tegengestelde richting voor
een betere rolfunctie. De Back mixer maakt het mogelijk om met minder mixers optimale resultaten voor de
meeste mixerfuncties te bereiken. Met dit feature kunt u een kleppenmixer, een luchtrem of een rol-percentage
op gescheiden hoogteroeren programmeren.
Reikwijdtetest
De reikwijdtetest reduceert het uitgangsvermogen, Daardoor kunt u controleren, of de radioverbinding correct
functioneert. Voer vóór iedere vliegsessie een reikwijdtetest uit.
Zo voert u een reikwijdtetest uit:
1. Druk de roltoets in, wanneer de zender in het hoofd- of telemetriemenu is.
2. Draai de roltoets naar de Reikwijdtetest en druk dan de roltoets in om de functie te kiezen.
3. Druk, wanneer de reikwijdtetest actief is, de trainerknop in. op het display wordt – Gereduceerd
vermogen – weergegeven. Het dusdanig gereduceerde vermogen maakt het mogelijk om de test uit te
voeren.
4. Wanneer u de trainerknop loslaat gaat de zender terug naar het volle zendvermogen.
Belangrijk: De telemetrie-alarmen zijn tijdens de reikwijdtetest gedeactiveerd.
Reikwijdtetest van de DX6
1. Ga met het ingeschakelde systeem ca. 28 meter van het op de grond verankerde model staan.
2. Richt u zich naar het model, zoals u dat tijdens het vliegen zou doen, en activeer de reikwijdtetest.
3. Wanneer het model niet correct op de stuurbevelen zou reageren moet u contact opnemen met de
technische service van Horizon Hobby.
4. Voer een reikwijdtetest met aangesloten telemetrie-module uit, bekijk de Flight Log data op het display.
Klok
Met de DX6 klok kunt u een stopwatch- of Countdownfunctie activeren, die op het hoofddisplay wordt
weergegeven. Wanneer de geprogrammeerde tijd om is hoort u een alarm. De klok kan met een schakelaar of
automatisch, wanneer de gasknuppel over een bepaalde positie heengaat, gestart worden. Voor de weergave van
de bedrijfstijd van een model zijn er op het hoofddisplay twee timers beschikbaar. Ook is er een klok voor de
totale systeemtijd beschikbaar.
Timer-schakel en Timer-controle-alarm
Druk op Verder om te wisselen naar het Timer-schakel-menu. Hier kunt u de volgende alarmen activeren:
• Countdown alarm bij iedere minuut
• alarm bij de resterende minuut
• alarm bij de resterende 30 seconden
• 10 tot 1 seconde resterend
• afgelopen tijd alarm en elke minuut
Druk op Verder om naar het menu Timer-controle-alarm te wisselen. de mogelijke opties zijn hier: Timer start,
Timer stop en Timer reset.
76
Telemetrie
Het telemetriemenu bevindt zich in de systeeminstelling en in de functielijst, zodat u vanuit beide niveaus in
deze functie kunt komen. Om de telemetrie-data te wissen moet u de zender en ontvanger uitschakelen. Min en
max waarden kunnen door indrukken van de Clear button gewist worden.
wijzig NOOIT de telemetrie-instellingen bij een ingeschakeld vliegtuig. Daardoor wordt het HF signaal
onderbroken en kan een “Hold” het gevolg zijn.
Gesproken bericht gebruikersgedefinieerde gebeurtenis
Met deze functie kunt u gebruikersgedefinieerde alarmen of gebeurtenissen definiëren. U kunt met deze functie
bijvoorbeeld door middel van een gesproken bericht geïnformeerd worden over een schakelaar-gebeurtenis of
een gesproken keten. Om een nieuwe gebeurtenis toe te voegen gaat u naar het menu Taal-instellingen en kiest u
met de roltoets Nieuw Sound gebeurtenis toevoegen. U kunt daarbij kiezen tussen een schakelaarbericht of een
gesproken keten.
Schakelaargebeurtenis
Gebruik dit feature voor hoorbare telemetrie-informatie bij bepaalde schakelaarposities of alarmen, zoals bv.
landingskleppen of mixers actief.
Begin met de keuze van de schakelaar, die u voor het bericht wilt gebruiken, en kies dan de gewenste instelling
naast elke schakelaarpositie.
Gesproken keten
De functie van de Gesproken keten kan voor alarmen worden gebruikt, wanneer een schakelaar voor een serie
van gebeurtenissen wordt bewogen.
Begin met de keuze van de schakelaar uit de lijst. Wanneer dit gedaan is, gaat het systeem een stap verder.
U kunt hier ook het aantal herhalingen vastleggen. Wanneer deze functie op UIT is gezet wordt de functielijst
maar één keer uitgevoerd. Wanneer de schakelaarpositie dan aan het einde van de lijst is, begint deze niet van
voren aan.
Wanneer ze actief is geschakeld begin de lijst weer opnieuw, zodra de schakelaar bediend wordt.
U kunt met de Gesproken keten maximaal 16 berichten na elkaar met de schakelaar oproepen. Kies vervolgens
het soort bericht / alarm. Hier kunt u kiezen uit een serie alarmen, inclusief telemetrie-alarmen en
vliegtoestanden of commando’s.
77
Systeeminstelling
Druk hier om het menu systeeminstelling vanuit de functielijst te bereiken. U ziet een waarschuwing op het
display, dat het HF deel gedeactiveerd wordt en de zender daardoor niet meer zendt. Druk op JA wanneer u
zeker weet dat u naar het menu systeeminstellingen wilt. Wanneer u niet van menu wilt wisselen drukt u op
NEE, waardoor u het menu verlaat en doorgaat waar u gebleven was.
Wanneer u niet op JA of NEE drukt beëindigt het systeem het menu na 10 seconden.
Waarschuwing: Druk niet op JA totdat het model uitgeschakeld of verankerd is.
Servomonitor
De servomonitor geeft de positie van elke servo grafisch en numeriek weer. Dat is bij de programmering van
verschillende functies erg handig. De weergegeven numerieke waarde komt overeen met de mix- of servowegwaarde. (100% servoweg komt overeen met 100% weergave op de servomonitor.)
78
ACRO (VLIEGTUIG)
Acro model type
Aanwijzing: Lees voor de grootte van de stuuruitslagen de handleiding bij uw model.
Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of
het model zoals gewenst reageert.
Vleugelkeuze
Met de functie Vleugelkeuze kiest u de soort vleugel en staart uit, die bij uw model horen. In het menu worden
daarbij diagrammen en namen weergegeven.
Kies het vleugel- en staarttype voordat u andere programmeringen doet.
Vleugel
• Normaal
• Flaperon*
• 2 Rolroeren
• 1 Rolroer 1 klep*
• 2 Rolroeren 1 klep
• Elevon A*
• Elevon B*
* De keuze van meerdere rolroeren activeert de optie Differentiatie.
Staart
• Normaal
• V-staart A**
• V-staart B**
• Twee hoogteroeren
• Twee richtingsroeren
** V-staart en V-staart B dienen als interne Servoreverse functie. Als A niet correct is moet u de B-variant
proberen.
Aanbevolen servo-aansluitingen
Vleugel met 2 RO
V-staart
Elevon vleugel
A AUX1 servo aansluiting (linker rolroer)
B AILE servo aansluiting (rechter rolroer)
C ELEV servo aansluiting (linker V-staart)
D RUDD servo aansluiting (rechter rolroer)
E AILE servo aansluiting (linker rolroer)
F ELEV servo aansluiting (rechter rolroer)
79
Elevon servo-aansluiting
De mogelijke servoreverse-opties vindt u hier:
rolroer
normaal
normaal
reverse
reverse
hoogteroer
reverse
normaal
reverse
normaal
richtingsroer links
richtingsroer rechts
hoogteroer up
hoogteroer down
rolroer links
rolroer rechts
Tip: Heeft u alle servo-omkeer opties getest en lopen de roeren nog steeds in de verkeerde richting, wissel dan
het vleugeltype van Elevon A naar Elevon B.
Landingskleppen
Het menu Landingskleppen ondersteunt de kleppenprogrammering en de hoogteroermixer. Om het menu te
kunnen kiezen moet u een vleugel met kleppen geselecteerd hebben.
1. Kies in de systeeminstelling Modeltype.
2. Kies een vleugel met kleppen en verlaat de systeeminstelling.
3. Wissel van het hoofdmenu naar de functielijst en kies Landingskleppen.
4. Scroll naar Uit en kies door draaien de schakelaar of schuif, waarmee u het kleppenkanaal wilt
controleren.
5. Wijs de servowegen aan de kleppen toe en de eventueel gewenste compensatie van het hoogteroer.
6. Kies indien gewenst de kleppensnelheid. De fabrieksinstelling Norm heeft geen tijdsvertraging. De
tijdsvertraging kan van 0,1 tot 30 seconden worden ingesteld.
ACRO Mixers
Richtingsroer op rolroer/hoogteroer mixer
De richtingsroer rolroer/hoogteroer mixer ondersteunt het vasthouden van de vliegkoers bij de mesvlucht (‘knife
edge’).
• Mix een percentage hoogteroer bij indien het vliegtuig de tendens heeft om richting landingsgestel of cockpit
weg te draaien.
• Mix een percentage rolroer bij indien het vliegtuig bij de mesvlucht wil rollen.
Rolroer op richtingsroer mixer
Gebruik de rolroer op richtingsroer mixer om het ongewenste draaimoment, dat bij enkele vliegtuigen (bv. Piper
J3 Cub) tijdens het maken van een bocht kan optreden, te compenseren en de stuurcoördinatie te
vereenvoudigen.
Hoogteroer op klep mixer
Mix de hoogteroer op klep mixer om met de hoogteroerstuurknuppel de kleppen aan te sturen. Dat kan als
spoilerfunctie bij 3D vlucht worden gebruikt. Deze mixer is beschikbaar wanneer kleppen of duale rolroeren in
de vleugelkeuze werden geselecteerd.
80
HELI (HELIKOPTER)
Heli model type
Aanwijzing: Lees voor informatie over het programmeren de handleiding bij uw helikopter, gyro of governor.
Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of
de helikopter zoals gewenst reageert.
Tuimelschijftype
Kies in het menu Tuimelschijftype de tuimelschijf, die overeenkomt met uw helikopter.
Kies het tuimelschijftype voordat u andere programmeringen zoals de servo-instelling doet, omdat deze keuze
directe invloed op verdere programmeringen heeft.
Gas / pitch richting
In dit menu kiest u of u volgas / -pitch stuurt door te duwen (stuurknuppel naar voren) of te trekken
(stuurknuppel naar achteren). De beschikbare modi zijn stationair naar achteren / stationair naar voren. U bereikt
dit menu via het menu Tuimelschijf en het indrukken van Verder >>. De functie maakt het mogelijk om de
gas/pitch richting om te draaien, alle andere functies, trimmingen, curven werken dan probleemloos verder.
Pitchcurve
Deze functie ondersteunt de instelling van de collectieve pitch (het op en neer bewegen van de tuimelschijf met
de tuimelschijfservo’s) in 5 vliegtoestanden.
Zo programmeert u de pitchcurve:
1. Kies de pitchcurve die u wilt bewerken (N, 1 of 2).
2. Scroll naar rechts om de punten van de curve te selecteren en de desbetreffende waarden in te voeren.
3. Druk op de Terug knop om de invoer op te slaan en terug te gaan naar de functielijst.
81
Tuimelschijf
In het menu Tuimelschijf doet u de volgende instellingen:
• Tuimelschijfmixer
• Exponential
• E-ring
• Hoogteroer (Nick) compensatie
U kunt positieve of negatieve tuimelschijfwaarden voor de richting programmeren, zodat de helikopter in de
juiste richting stuurt. Voordat u instellingen in dit menu doet, moet u er zich van overtuigen dat de servo’s de
juiste kant op werken. Wijzig eventueel de servoweg in de servo-instellingen.
Beweegt de hele tuimelschijf zich naar boven of naar beneden:
1. Voer de mixwaarden voor de rol- en hoogteroerkanalen in. Wanneer de servo’s niet dezelfde kant op
werken moet u de richting in de mixer veranderen, door bijvoorbeeld een positieve mixerwaarde in
plaats van een negatieve waarde in te voeren.
2. Voer de mixwaarden voor de pitch in. Wanneer de tuimelschijf niet de juiste kant op zou gaan moet u
de richting veranderen door de waarden aan te passen (negatieve in plaats van positieve waarden).
Activeer bij het gebruik van servo’s met een standaard stuurarm altijd de Expo-functie. De Expo-functie
resulteert in een lineaire beweging van een draaiende servo. Wanneer u deze functie niet inschakelt beweegt de
servo-arm zich in een boog, wat leidt tot kleinere uitslagen in de eindpunten van de servoweg.
Aanwijzing: Activeer de Expofunctie niet wanneer u lineaire servo’s gebruikt.
Elektronische E-ring
Dit feature verhindert het vastlopen van de servo’s als som van de geprogrammeerde cyclische- en pitchwaarden.
Gyro
De menufunctie Gyro assisteert u bij de programmering van de gyrofunctie of de bijbehorende vliegtoestanden.
Wijs het kanaal, waaraan de gyro aan de ontvanger is aangesloten, toe en een schakelaar voor de gyro-opties. U
kunt ook waarden voor beschikbare schakelaarposities toewijzen (er zijn afhankelijk van de schakelaar maximaal
5 waarden beschikbaar). Controleer in ieder geval of de gyro juist werkt en naar de juiste richting compenseert.
Hekmixer
Deze functie mixt de verhouding tussen hekrotor-toerental met de gas/pitch om het koppel van de hoofdrotor te
compenseren, wanneer er geen Heading Lock gyro of een rate Mode op de gyro wordt gebruikt (zie
gemeenschappelijke systeem functies). Meer informatie over het programmeren van curven vindt u in het
hoofdstuk Pitchcurven.
Mixers
Cyclisch > gas
De mixer cyclisch > gas verhinder een afnemen van het toerental wanneer roll, nick of hekrotor wordt gestuurd.
De mixer verbindt gas met cyclische stuurinputs. Bij volgas verhindert de programmering een vastlopen van de
servo’s.
Belangrijk: Gebruik geen cyclisch > gas mixer wanneer u een toerenregelaar (Governor) toepast.
Om te controleren of de mixer correct en in de juiste richting werkt, zet u de schakelaar voor de vliegtoestand in
een actieve positie. Beweeg de geprogrammeerde cyclische kanalen of de hekrotor en let op de gaspositie. De
gaspositie moet hierbij hoger worden. Wanneer de gaspositie juist lager zou worden is een tegengestelde waarde
(positief/negatief) nodig.
Tuimelschijf
De tuimelschijfmixer corrigeert tijdsproblemen bij rolroer (roll) op hoogteroer (nick) en hoogteroer (nick) op
rolroer (roll). Wanneer de mixer juist geprogrammeerd is, reageert de helikopter accuraat op roll en pitch met
minimale interactie.
82
ZWEEFVL. (ZWEEFVLIEGTUIG)
Zweefvl. (zweefvliegtuig)
Aanwijzing: Lees voor de grootte van de stuuruitslagen de handleiding bij uw zweefvliegtuigmodel.
Let op: Voer altijd een controletest met uw model uit, nadat u instellingen heeft gewijzigd, om te controleren of
het model zoals gewenst reageert.
Vleugelkeuze
Kies in het menu Vleugeltype de vleugel en het staarttype uit die bij uw model hoort. Op de diagrammen en
aanduidingen in het menu kunt u zien welke keuzes er beschikbaar zijn.
Kijk voor meer informatie over firmware updates, die deze optie ondersteunen, op www.spektrumrc.com
Vleugel
• 1 Servo
• 2 Rolroeren*
• 2 Rolroeren 1 klep*
• 2 Rolroeren 2 kleppen*
* De keuze van meerdere rolroeren activeert de optie Differentiatie.
Staart
• Normaal
• V-staart A**
• V-staart B**
** De keuze van één van beide activeert de optie V-staart differentiatie.
Motor
• Uit
• Toegewezen aan een schakelaar (optioneel)
Welfkleppen
De functie Welfkleppen is alleen beschikbaar wanneer u een vleugeltype met 2 of 4 rolroeren in de
zweefvliegtuigmodus heeft gekozen. De welfkleppenfunctie maakt het voor elk rolroer, elke welfklep en het
hoogteroer mogelijk om bij elke vliegtoestand naar een specifieke positie te gaan.
Een snelheidsfunctie is ook beschikbaar, die een vertraging van de kleppenpositie bij het wisselen van de
vliegtoestand van maximaal 30 seconden mogelijk maakt.
Wanneer u de schakelaar van de vliegtoestand naar de gewenste positie beweegt, verandert de naam van de
vliegtoestand en worden de nieuwe actieve waarden weergegeven.
Kleppensysteem
De functie Welfkleppen is alleen beschikbaar wanneer u een vleugeltype met 2 of 4 rolroeren in de
zweefvliegtuigmodus heeft gekozen. De kleppen kunnen tijdens het vliegen ingesteld worden en worden ook als
remsysteem (Crow of Butterfly) gebruikt. Ze kunnen aan verschillende schuiven of aan de kleppenstuurknuppel
onafhankelijk in elke vliegtoestand worden toegewezen.
83
Zweefvliegmixers
Voor elk van deze mixers kunt u een vliegtoestand met verschillende percentages programmeren, of ook 0%
wanneer er voor deze vliegtoestand geen specifieke mixer hoeft te zijn. De programmeerbare waarden beslaan
een onafhankelijke controle over de richting en het percentage van het bijgemixte roervlak (Slave) ten opzichte
van de vleugel/het roer (Master).
Rol- op richtingsroer mixer
De rol- op richtingsroer mixer wordt voor het gecoördineerde vliegen van bochten gebruikt. Wanneer deze mixer
actief is beweegt bij het sturen van de rolroeren het richtingsroer in dezelfde richting mee. (Rolroer rechts geeft
richtingsroer rechts) Wanneer de vliegtoestand via een schakelaar wordt bediend, is het mogelijk om via een
optionele tweede schakelaar maximaal drie rol- op richtingsroer mixerwaarden te schakelen, die dan alleen in
deze vliegtoestand actief zijn.
Rolroer op klep mixer
De rolroer op klep mixer maakt het mogelijk dat de gehele beweegbare achterkant van de vleugel als rolroer te
gebruiken. Wanneer de mixer op actief geschakeld is bewegen bij het sturen van rolroer de welfkleppen mee.
Programmeer deze mixer altijd zo, dat rolroer en kleppen aan dezelfde kant van de vleugel ook samen naar
dezelfde kant uitslaan.
Hoogteroer op kleppen mixer
De hoogteroer op kleppen mixer veroorzaakt meer lift en maakt kleinere bochten mogelijk. De gehele achterkant
van de vleugel (rolroer en kleppen) werkt daarbij als klep wanneer het hoogteroer gestuurd wordt. Een Offset is
ook mogelijk, die normaal gesproken als Snap Flap functie wordt gebruikt. Bij de Snap Flap functie blijft de
mixer inactief totdat de Offset waarde bereikt is. Normaal gesproken wordt hier 70% hoogteroer naar boven
geprogrammeerd, zo dat bij een roerinput van meer dan 70% de mixer actief wordt en meer lift voor kleinere
bochten ter beschikking staat.
Klep op hoogteroer
De klep op hoogteroer mixer voorkomt dat het model gaat pompen bij rem-instellingen zoals Crow of Butterfly.
De mixer wordt alleen in het kleppensysteem gebruikt (zie Kleppensysteem). Deze mixer werkt als curve. Het
hoogteroer gaat naar beneden bij de eerste 20% kleppenuitslag, vergroot de uitslag bij de volgende 40% en blijft
bij 60% tot 100% kleppenuitslag gelijk. Bij zweefvliegtuigen met rolroeren, buitenste rolroeren (Tips) en
kleppen moet u er op letten, dat u het juiste vleugeltype kiest, zodat de buitenste roeren (Tips) als RRO en LRO
zijn gekozen. Vergroot of verklein de servoweg van de Tip-rolroeren met een RO > RRO mixer.
V-staart differentiatie
In het menu V-staart differentiatie kunt u het percentage van de differentiatie naar boven of naar beneden
programmeren.
Positieve differentiatie-waarden verkleinen het percentage van de roeruitslag naar beneden, zonder de uitslag
naar boven te beïnvloeden.
Negatieve differentiatie-waarden verkleinen het percentage van de roeruitslag naar boven, zonder de uitslag naar
beneden te beïnvloeden.
De V-staart differentiatie is alleen actief, wanneer als vliegtuigtype V-staart A V-staart B werd gekozen.
Zo stelt u de V-staart differentiatie in:
1. Scroll naar Schakelaars en druk de roltoets in. Draai naar rechts om – Aan – te kiezen (differentiatie is
altijd aan) of wijs aan de differentiatie een schakelaar toe.
2. Druk de roltoets een seconde in om de keuze op te slaan.
3. Scroll naar Differentiatie en druk de roltoets eenmaal in om de keuze te wijzigen.
4. Druk de roltoets nogmaals in om de keuze op te slaan.
84
MECHANISCHE ZENDERINSTELLINGEN
Wisselen van stuurmode
U kunt uit de stuurmodi 1, 2, 3 of 4 kiezen. Deze ombouw vereist een programmering en een mechanische
ombouw.
Programmeren van de modewissel:
1. Ga naar de Systeeminstellingen en kies de gewenste stuurmode.
2. Verlaat het menu om de keuze op te slaan.
3. Schakel de zender uit en verwijder de zenderaccu.
Nadat u de stuurmode in de systeeminstellingen heeft gewijzigd moet de mechanische ombouw uitvoeren.
Mechanische ombouw
Let op: Schakel de zender altijd uit, maak de zenderaccu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of de
ratel instelt. Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade.
Een mechanische ombouw is nodig bij een wissel van mode 1 naar mode 2 of van mode 3 naar mode 4.
Hiervoor zijn de volgende stappen nodig:
1. Omwisselen van de gasratel
2. Instellen van de centreerschroef voor het hoogteroer (neutralisatie)
3. Ombouw van de gasbegrenzers
Omwisselen van de gasratel
1. Maak de accu of batterijhouder van de zender los en leg hem apart.
2. Verwijder de 8 Philipsschroeven inclusief de beide schroeven van de antenneafdekking, om de achterste
behuizing te verwijderen.
3. Leg de zender met de voorkant naar beneden op een zachte doek of op een stuk schuimrubber. Maak
voorzichtig de antenneafdekking los en leg deze samen met de achterkant van de zender apart.
Let op: Let er op, dat u geen kabels van de achterzijde los maakt of er aan trekt.
4.
5.
Zoek de beide zilverkleurige gasratels. Eén van de ratels is voor de instelling van de wrijving en de
andere is de gasratel zelf.
Om de ratels om te wisselen moet u de schroef zover losmaken, dat de ratel het mechaniek niet meer
raakt, en moet u de schroeven op het andere knuppelaggregaat aantrekken.
Wanneer u alleen de wrijving wilt instellen moet u het onderdeel Instellen van de gasknuppelwrijving lezen.
85
Instellen van de centreerschroef voor het hoogteroer
Bij een wisselen van 1 naar 2 of van mode 3 naar 4 moet u de centreerschroef voor het hoogteroer instellen.
1. Hou het hoogteroer of de gasknuppel helemaal naar boven of helemaal naar beneden wanneer u de
schroef afstelt. U verkleint daarmee de veerkracht en het instellen is makkelijker.
2. Zoek de cardanbeugel waar de schroef zich bevindt. Gebruik een Philips schroevendraaier om de
schroef vast te draaien. Het vasttrekken van de schroef ontkoppelt de veer.
3. Maak de veer aan der andere kant los totdat deze werkt.
Ombouw van de gasbegrenzers
De gasbegrenzers verkleinen de mechanische uitslag van de gasknuppel. Wanneer u de stuurmode van 1 naar 2
of van 3 naar 4 ombouwt moet u de begrenzers ombouwen.
1. Beweeg d knuppel een beetje om de bovenste en onderste gasbegrenzer met de schroeven los te maken.
2. Schroef de gasbegrenzers aan de andere knuppelaggregaat weer vast.
Montage van de zender
1. Monteer de achterkant van de zender weer. Let er op, dat er geen kabels of draden beklemd raken.
2. Neem de acht Philips schroeven en draai deze weer vast.
3. Breng de batterijhouder of de optionele accu weer aan.
4. Schakel de zender in. Wanneer het kalibratie-menu verschijnt beweegt u de stuurknuppels naar de
hoeken en terug naar het midden, om de controles te kalibreren.
86
Instelling van de stuurknuppel veerkracht
Stel de veerkracht in met behulp van de schroeven, die door de gaten in de achterzijde van de zender bereikbaar
zijn.
1. Om de veerkracht in te stellen moet u de bovenste helft van de rubberen handgrepen aan de achterkant
van de zender lostrekken.
2. Verdraai de schroeven met behulp van een kleine Philips schroevendraaier in de met de verticale of
horizontale pijlen gemarkeerde gaten.
Aanwijzing: Test na het verdraaien van de schroeven altijd de stuurknuppel, om te controleren of de instelling
niet te hard of te zacht is. Als de schroef te hard wordt aangetrokken zou dit de veer kunnen beschadigen.
Wanneer u de schroef te los draait, zou dit er toe kunnen leiden dat de veer losraakt en een kortsluiting in de
zender veroorzaakt.
Let op: Schakel altijd de zender uit, maak de accu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of ratel instelt.
Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade.
Functie
1. Instelling veerkracht
2. Instelling ratel
3. Wissel stuurmode
Instelling van de stuurknuppel veerkracht
Om de wrijving in te stellen:
1. Verwijder de rubber dopjes.
2. Gebruik een kleine schroevendraaier om de schroef voor het instellen van de wrijving te verdraaien.
3. Bevestig de rubberdopjes weer.
Let op: Schakel altijd de zender uit, maak de accu los en verwijder deze voordat u de veerkracht of ratel instelt.
Het niet opvolgen van deze aanwijzing kan leiden tot letsel of schade.
Instellen van de gasratel
De sterkte van de gasratel kan door de piloot worden ingesteld. Hiervoor moet alleen het bovenste gedeelte van
de achterste handgreep iets worden losgemaakt. De behuizing hoeft hiervoor niet gedemonteerd te worden. De
ratel kan van een merkbare weerstand tot heel zacht worden ingesteld.
Zo stelt u de gasratel in:
1. Maak voor het instellen van de ratel op de gasknuppel de bovenkant van de handgrepen/ rubberen
afdekkingen aan de achterkant van de zender los. U hoeft alleen het bovenste gedeelte van de afdekking
los te maken om bij de instelschroeven te komen. De hele afdekking hoeft NIET losgemaakt te worden.
2. Gebruik voor het vaster of losser draaien een kleine Philips schroevendraaier.
3. Wanneer u de instelling heeft gedaan bevestigt u de afdekking weer.
Instellen van de lengte van de stuurknuppels
1. Draai een 2mm inbussleutel in de inbusschroef in de stuurknuppel en draai deze los.
2. Draai de stuurknuppel met de klok mee om hem korter te maken, tegen de klok in om hem langer te
maken.
3. Schroef de inbusschroef na het instellen weer vast.
87
HULP BIJ PROBLEMEN
Probleem
Het systeem verbindt niet (tijdens het
bindproces)
Vliegtuig verbindt zich (na
het binden) niet met de zender
De ontvanger gaat na en korte
afstand tot de zender in de
Failsafemodus
Ontvanger stopt met werken
Ontvanger verliest binding
Ontvanger knippert na de
landing langzaam (allen
DSM2)
Flight Log tekent ongewenst
aantal Fade Losses of Hold op
of reageert niet normaal op
controles
mogelijke oorzaak
Zender en ontvanger zijn te dicht
bij elkaar.
Zender en ontvanger bevinden zich
te dicht in de buurt van metalen
voorwerpen.
De bindstekker zit niet juist in de
bindpoort.
De vliegaccu/zenderaccu is niet
voldoende geladen.
Zender en ontvanger zijn te dicht
bij elkaar.
oplossing
Beweeg de ingeschakelde zender verder weg van de
ontvanger en sluit de vliegaccu opnieuw aan.
Ga uit de buurt van grote metalen voorwerpen (auto’s
e.d.)
Zender en ontvanger bevinden zich
te dicht in de buurt van metalen
voorwerpen.
Bindstekker in de bindaansluiting
laten zitten.
Vliegtuig is aan een ander
modelgeheugen gebonden (alleen
zender met ModelMatch).
De vliegaccu/zenderaccu is niet
genoeg geladen.
Zender werd met een ander DSM
protocol verbonden.
Satellietontvanger of verlengkabel
beschadigd.
Controleer of de ontvangerantenne
niet afgesneden of beschadigd is.
Hoofd- en externe ontvanger zijn te
dicht bij elkaar.
Lage accuspanning.
Losse of beschadigde kabels of
stekkers tussen accu en ontvanger.
Bindbutton werd vóór het
inschakelen ingedrukt.
Stroomuitval van ontvanger tijdens
het vliegen.
Systeem werd ingeschakeld en is
verbonden, dan werd ontvanger
zonder zender uitgeschakeld.
Slechte ontvangst.
Ga uit de buurt van grote metalen voorwerpen (auto’s
e.d.)
Elektrische storingen.
Onvoldoende stroomvoorziening.
Steek de bindstekker juist in de bind-aansluiting en
bind opnieuw,
Laad/vervang de accu’s.
Beweeg de ingeschakelde zender verder weg van de
ontvanger en sluit de vliegaccu opnieuw aan.
Bind de zender opnieuw en verwijder de bindstekker
voordat u weer inschakelt.
Kies het juiste modelgeheugen in de zender.
Laad/verwissel de accu
Bind het model aan de zender.
Benodigde satellietontvanger niet aangesloten.
Vervang of neem contact op net de technische
service van Horizon Hobby.
Monteer de hoofd- en externe ontvanger minimaal 51
mm uit elkaar en in een rechte hoek t.o.v. elkaar.
Laad de vliegaccu helemaal op.
Controleer kabels en stekkers tussen accu en
ontvanger.
Bind volgens de aanwijzingen bij het binden.
Controleer de accuspanning.
Zet de zender pas na de ontvanger uit.
Positioneer de externe ontvanger opnieuw voor
betere RF ontvangstkwaliteit.
Controleer of storingen van servo’s of motoren de
regelaar of ontvanger beïnvloeden.
Controleer het stroomverbruik van het model en
verhoog de accucapaciteit of verminder het verbruik.
Controleer of alle accu’s helemaal geladen zijn en het
BEC-systeem voldoende vermogen heeft.
88
GARANTIE EN SERVICE INFORMATIE
Garantieperiode
Exclusieve garantie – Horizon Hobby LLC (Horizon) garandeert dat het gekochte product vrij van materiaal- en montagefouten is. De
garantieperiode komt overeen met de wettelijke bepalingen van het land waarin het product werd aangeschaft. In Duitsland bedraagt de
fabrieksgarantieperiode 6 maanden en de wettelijke garantieperiode 18 maanden na het einde van de fabrieksgarantie.
Garantiebeperkingen
(a) De garantie wordt alleen aan de eerste koper verleend en is niet overdraagbaar. De aanspraak van de koper bestaat uit de reparatie of het
omwisselen in het kader van deze garantie. De garantie heeft uitsluitend betrekking op producten, die bij een erkende Horizon handelaar
gekocht werden. Verkopen aan derden worden door deze garantie niet gedekt. Aanspraken op garantie worden alleen geaccepteerd als een
geldig aankoopbewijs getoond kan worden. Horizon behoudt het recht om deze garantiebepalingen zonder aankondiging te wijzigen of aan te
passen en herroept daarmee bestaande garantiebepalingen.
(b) Horizon biedt geen garantie voor de verkoopbaarheid van het product, de vaardigheden
en de lichamelijke conditie van de consument voor een bepaald gebruiksdoel van het product. De koper zelf is ervoor verantwoordelijk om
na te gaan of het product aansluit bij zijn vaardigheden en het gebruiksdoel.
(c) Aanspraken van de koper – Alleen Horizon heeft het recht om te beslissen of het product dat voor garantie in aanmerking komt
gerepareerd of vervangen wordt. Dit zijn de exclusieve rechten van de koper, wanneer er een defect wordt vastgesteld.
Horizon behoudt zich het recht voor om alle toegepaste componenten te controleren, die bij het garantiegeval betrokken zijn. De beslissing of
het product gerepareerd of vervangen wordt ligt alleen bij Horizon. De garantie sluit cosmetische defecten of defecten die ontstaan zijn door
overmacht, verkeerde behandeling van het product, foutief gebruik van het product, commerciële toepassingen of modificaties op welke
manier dan ook, uit. De garantie sluit schades die door verkeerde inbouw, foutief gebruik, ongelukken ,service of reparatiepogingen, die niet
door Horizon werden veroorzaakt, uit. Voor retourzendingen door de koper direct aan Horizon of aan een van de vertegenwoordigingen is de
schriftelijke toestemming van Horizon nodig.
Schadebeperking
Horizon is niet voor directe of indirecte gevolgschade, inkomensderving of commerciële verliezen, die op de één of andere manier met het
product samenhangen verantwoordelijk, onafhankelijk van het feit of een aanspraak in samenhang met een contract, fabrieksgarantie of
wettelijke garantietermijn gemaakt wordt. Horizon zal ook geen aanspraken op een garantiegeval accepteren die boven de individuele waarde
van het product uitkomen. Horizon heeft geen invloed op de inbouw, het gebruik of het onderhoud van het product of productcombinaties,
die door de koper gekozen worden. Horizon biedt geen garantie en accepteert geen aanspraken voor verwondingen of beschadigingen, die
door het gebruik van het product kunnen ontstaan. Met het gebruik en de inbouw van het product accepteert de koper alle genoemde
garantiebepalingen zonder beperkingen en voorbehoud.
Wanneer u als koper niet bereid bent om deze bepalingen in samenhang met het gebruik van het product te accepteren verzoeken we u om
het product in ongebruikte toestand in de originele verpakking en compleet aan uw verkoper terug te geven.
Veiligheidsaanwijzingen
Dit is een hoogwaardig hobbyproduct en geen speelgoed. Het moet met voorzichtigheid gebruikt worden en vereist enige fysieke en mentale
vaardigheid. Wanneer u het product onvoorzichtig of onverantwoord gebruikt kan dit leiden tot verwondingen aan personen of dieren en
grote schade aan goederen. Dit product is niet geschikt voor kinderen zonder toezicht van ouders of verzorgers. De handleiding bevat
veiligheidsaanwijzingen en voorschriften, alsmede aanwijzingen voor het onderhoud en gebruik van het product. Het is noodzakelijk om
deze aanwijzingen vóór het eerste gebruik te lezen en te begrijpen. Alleen zo kan de verkeerde omgang voorkomen en kunnen ongevallen
met verwondingen of schade worden verhinderd.
Vragen, hulp en reparaties
Uw plaatselijke handelaar kan een beoordeling w.b. de garantie niet zonder overleg met Horizon uitvoeren. Dit geldt ook voor reparaties
binnen de garantietermijn. Daarom moet u in een dergelijk geval contact opnemen met uw handelaar; deze zal in samenwerking met Horizon
uw garantieaanspraak zo spoedig mogelijk behandelen.
Onderhoud en reparatie
Wanneer uw product onderhouden of gerepareerd moet worden dient u zich of aan de detailhandelaar of direct aan Horizon te wenden. Let er
op dat de originele kartonnen verpakking normaal gesproken niet voldoende is om bij een verzending niet beschadigd te worden. Maak
gebruik van een pakketdienst met een Tracking functie en een verzekering, omdat Horizon geen aansprakelijkheid aanvaardt voor het
transport van het product. Voegt u bij het product uw aankoopbewijs, evenals een uitvoerige beschrijving van het defect en een lijst met alle
opgestuurde individuele componenten. Verder hebben we het complete adres, een telefoonnummer voor eventuele vragen en een emailadres
nodig.
Garantie en reparaties
Garantiegevallen worden alleen bewerkt wanneer een origineel aankoopbewijs van een geautoriseerde detailhandelaar aanwezig is, waaruit
de koper en de aankoopdatum blijkt. Wanneer een garantiegeval wordt goedgekeurd zal het product gerepareerd of vervangen worden. Deze
beslissing kan alleen door Horizon worden genomen.
Te betalen reparaties
Wanneer er sprake is van een reparatie die door de klant betaald dient te worden stellen we eerst een offerte op, die wij aan uw handelaar
doorgeven. De reparatie wordt pas uitgevoerd wanneer wij de toestemming van de handelaar ontvangen. De kosten van de reparatie dienen
bij uw detailhandelaar voldaan te worden. Bij betaalde reparaties worden minimaal 30 minuten werkplaatstijd en de retourverzendkosten in
rekening gebracht. Zouden wij na 90 dagen nog geen toestemming voor de reparatie hebben ontvangen, dan behouden wij ons het recht voor
om het product te vernietigen of voor andere doeleinden te gebruiken.
Let op: betaalde reparaties worden alleen aan elektronica en motoren uitgevoerd. Mechanische reparaties, met name bij helikopters
en RC-cars zijn extreem tijdrovend en moeten daarom door de koper zelf worden uitgevoerd.
89
GARANTIE EN SERVICE CONTACTINFORMATIE
Land van aankoop
Duitsland
Horizon Hobby
Horizon technische
service
Sales: Horizon Hobby
GmbH
Adres
Christian-Junge-Straße 1,
25337 Elmshorn,
Duitsland
Telefoon/email-adres
+49 (0) 4121 2655 100
[email protected]
JURIDISCHE INFORMATIE VOOR DE EUROPESE UNIE
Conformiteitverklaring volgens de algemene eisen (ISO/IEC 17050-1:2004, gecorrigeerde versie 2007-0615)
No. HH2014050401
Horizon Hobby Deutschland
Christian-Junge-Straβe 1
25337 Elmshorn
verklaart dat het product: DX6 6 Channel System w/AR610 Receiver (SPM6700EU)
apparaatklasse:
2
aan de wettelijke eisen van de par. 3 en aan de overige desbetreffende bepalingen van de FTEG (artikel 3 van de
R&TTE) voldoet.
Toegepaste geharmoniseerde normen:
EN 300-328 V1.7.1: 2006
EN 301 489-1 V1.9.2: 2012
EN 301 489-17 V2.1.1: 2009
EN 60950-1:2006+A11
EN 60950-1:2006+A11:2009+A1:2010+A12: 20111
Robert Peak
Bedrijfsleider
Klaus Breer
Bedrijfsleidster
Elmshorn,
04.05.14
Horizon Hobby GmbH; Christian-Junge-Strasse 1 D-25337 Elmshorn
Tel.: +49 (0) 4121 3655 100 Fax: +49 (0) 4121 4655 111 e-mail: [email protected]; internet:
www.horizonhobby.de
Onze algemene voorwaarden zijn geldend, die in onze verkoopruimten kunnen worden ingezien.
De waren blijven tot de volledige betaling eigendom van de Horizon Hobby GmbH
Aanwijzingen voor het verwijderen van elektronisch afval binnen de Europese Unie.
Dit product mag niet met huishoudelijk afval samen worden weggegooid. In plaats daarvan is de gebruiker
verantwoordelijk voor het afdanken van dit product, door de apparaten naar een bepaald verzamelpunt voor de
recycling van elektronisch afval en elektronische apparaten te brengen. De gescheiden inzameling en de
recycling van elektronisch afval helpt om natuurlijke hulpbronnen te sparen en garandeert dat het elektronisch
afval op een dusdanige manier wordt verwerkt dat de menselijke gezondheid en het milieu hiervan geen schade
ondervinden. Om meer informatie over de locatie van deze verzamelpunten te verkrijgen dient u contact op te
nemen met uw gemeente, het bedrijf dat huis afval inzamelt en daar, waar u het product heeft gekocht.
90